Hoodstuk 21

69 3 0
                                    

Ik opende mijn ogen direct nadat het zwarte beeld voor mijn ogen een felle kleurwit werd. Het zwarte object was van mijn ogen weggehaald. Ik had geen idee hoe lang ik al zwart zicht had gehad, maar het was zeker dat dat geen korte periode van een kwartier was geweest. Ik kneep mijn ogen meteen weer dicht nadat ik het witte licht mijn opgenomen binnendrong, om de felle kleur te verzachten. De heldere kleur van het zonlicht kwam desondanks nog steeds mijn oogspleetjes binnengekropen. Het was onaangenaam, zeker, maar ik was blij het duistere zwarte object te hebben overleefd. De schok die door me heen ging toen het zwart werd voor mijn ogen was inmiddels vervangen door een geïrriteerde expressie op mijn gezicht op het moment dat mijn ogen leken te exploderen van de felle witte lichtstralen. Ik had geen tijd voor kinderachtige spelletjes en dat was deze ontvoering wel: een dom spel. Wat het motief van de dader ook was, het maakte me niet uit, ik moest immers zo snel mogelijk het paleis in glippen. Ik kon hier niet dagen aan een stuk blijven om verstoppertje te spelen.
Ik gaapte van vermoeidheid -in alle waarschijnlijkheid hadden ze me slaapmiddelen toegediend- en de duizeligheid die vrij kwam kijken maakte dat ik steun moest zoeken aan de stoel waaraan ik vastgebonden zat. Radeloos probeerde ik het touw los te maken, maar na enkele keren kreeg ik door dat het geen zin had. Het touw was goed vastgebonden en zorgde voor een gefrustreerde zucht. Even had ik het gevoel hier nooit meer uit te komen, een moment lang zat ik gevangen, zowel mentaal als fysiek.
Ik mompelde zacht toen het touw na de tiende keer proberen nog niet losser werd. Ik vertikte het om op te geven, maar in mijn hoofd werd het met de minuut onrustiger en die was niet bepaald rustig om mee te beginnen. Hoewel ik mezelf probeerde te herpakken, kreeg ik het niet voor elkaar om mezelf rustig te krijgen. Mijn ademhaling werd korter, maar ik had het niet benauwd. Nog niet. Elk moment had ik in een paniekaanval mijn rust kunnen verliezen en mijn ademhaling verzwakken.

Plotseling hoorde ik voetstappen. Geen hard, duidelijk geluid, maar het waren wel degelijk mensen die deze kant op liepen.
Ik begon het aantal voetstappen te tellen in de hoop dat iemand mij kwam verlossen.
Één... twee... Bij elke stap lette ik beter op de deur, hopend dat iemand mij uit deze miserie kwam verlossen.
Uit het niets werd de deur opengeduwd en kwamen gedaantes van mannen de kamer ingelopen. Het waren drie mannen met allen ongeveer dezelfde lengte. De kamer was donker wat maakte dat ik de gezichten van de binnengekomen mannen niet duidelijk kon zien of zelfs van elkaar kon onderscheiden. Wel zag ik dat ze alledrie zochten naar iets. Of iemand. Verbijsterd keek ik ze aan. Hadden ze niet door dat ik daar binnen was? Waren ze iets aan het zoeken dat te maken had met mij en de ontvoering? Of was het ook voor hen te donker om mij te zien? Ik had geen idee, maar ik moest hier weg zien te komen. Opnieuw begon ik langzame bewegingen te maken om mezelf los te wurgen. Wel nog stiller als dat ik daarvoor deed, wetend dat als ik ontdekt zou worden, ik eraan zou gaan.

'Scarlett,' riep een van de mannen na een tijdje. Ik keek verschrikt op van het touw waar ik mee bezig was. De stem deed me aan iemand denken, maar ik kon mijn vinger niet leggen aan wie die stem toebehoorde.
Hij riep niet boos naar me, maar tot mijn verbazing leek hij opgelucht en zelfs... blij? Hij was dichterbij mij komen staan en bekeek me aandachtig.
Ik voelde zijn warme adem langs mijn nek.
'Wie ben je? Wat die je hier?' vroeg ik , mijn stem een stuk instabieler dan ik had gehoopt. Mijn ogen sperden open van angst toen alledrie de mannen mij aankeken.
Gelach galmde door de kamer. Door de enkele lichtstraaltjes zag ik de gezichten van de mannen.
'Ik ben het, Leon.' Ik keek op en zag inderdaad het gezicht van Leon toen ik nogmaals goed keek. Verrast beweerde ik mijn gezicht schuin. Hij was de laatste die ik hier verwacht had. Ik was ervan uitgegaan dat ik hem nooit meer zou zien.
'Je moet hier weg,' zei een ander. Ik deed mijn best om weg te kijken van Leon en de anderen aan te kijken.
'Mattheus?' glimlachte ik. Ik had hem al lang niet meer gezien en eerlijk gezegd was ik blij hem weer te zien. Verrast, maar blij.
Leon en Mattheus maakten me los van de stoel waaraan ik vastgebonden zat, waarna ik ze uitbundig omhelsde.
Ik bedankte de drie nog met een zachtaardige glimlach en maakte dat ik hier weg kwam.
Ik wankelde even, maar dit duurde niet langer dan enkele minuten.

Leon, Mattheus en de nog onbekende man kwamen achter me aangehold. Ook zij moesten daar weg, aangezien ze mij hadden bevrijd.
Ik was erg benieuwd hoe ze me hadden kunnen traceren, maar ik zou daar een ander moment voor moeten vinden om die vraag te stellen. Ik wilde immers niet lang blijven in de onveilige schuilplaats. Dus zonder vragen te stellen renden we rechtdoor tot we veilig dachten te zijn.

A Princess needs a kingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu