Hoofdstuk 17

81 2 0
                                    

'Het spijt me,' hoorde ik een stem zeggen. Ik keek op naar een paar zeeblauwe ogen die spijtig stonden. Ik maakte een wegwerpgebaar. Hij glimlachte wat ongemakkelijk, wat waar schijnkoning kwam doordat ik nog geen minuut daarvoor hem een dodende blik toe had geworpen. Ik glimlachte om hem op zijn gemak te stellen.
'Er is niets gebeurd,' zei ik er luchtig achteraan. Nu was het zijn beurt om te glimlachen. Hij voelde zich duidelijk meer op zijn gemak dan momenten geleden.
'Het spijt me echt, hoor,' verontschuldigde hij zich nog een laatste keer.
'Weet ik.'
'Ik ben Leon trouwens.' Hij stak zijn hand uit om mij een hand te geven, die ik gretig aanpakte.
'Aleida,' stelde ik mezelf voor. Nou... voorstellen? Eerder verbergen. Ik vond wel dat ik het spel goed speelde, het was net echt allemaal. En misschien, heel misschien, was dat ook wel zo. Misschien was dit alles ook wel echt. Ik kon me schuilhouden onder een onechte naam, maar ik kon wel zijn wie ik wilde zijn zonder beperkingen door mijn koninklijk bloed.
En voor een keer voelt dat bevrijdend. Maar na een half jaar begon ik me af te vragen of ik niet gevangen zat in Aleida. Het voelde vertrouwd, maar dat maakte me bang. Ik wist dat het niet meer lang zou duren voor ik deze persona los zou moeten laten en ik mijn koninklijke verantwoordelijkheden zou moeten hervatten.
Met dat in mijn achterhoofd wilde ik er elke dag dat ik nog hier tussen de gewone mensen was er iets van maken. Het was waarschijnlijk het laatste avontuur dat ik zou krijgen.

'Hallo?' Leon zwaaide met zijn hand voor mijn gezicht wat me uit mijn dagdromen haalde.
'Het spijt me,' zei ik automatisch. Leon schoot in de lach, doordat hij die woorden nu eindelijk uit mijn mond hoorde komen. Zijn lach was buitengewoon aanstekelijk, maar op een leuke manier, waardoor ik ook meelachte. Geamuseerd keek hij me aan, wat me ongemakkelijk deed voelen. Ik voelde zijn ogen op mij branden.
'Waar blijf je?' riep een sten in de verte. Het was absoluut geen vrouwenstem. Het leek een oudere man te zijn. Leons gezicht vertrok een beetje bij het geroep. Het was voor hem bedoeld, dat maakte de uitdrukking op zijn gezocht wel duidelijk.
'Ik moet nu gaan, maar ik hoop je snel te zien!' Een laatste keer gaf hij me een welgemeende glimlach en voor ik het wist was hij verdwenen in de drukke straten.
'Ik hoop jou ook snel weer te zien,' zuchtte ik. Ik wist dat hij me niet kon horen, maar toch zei ik het hardop, in de hoop dat hij op een of andere magische wijze mijn woorden nog zou kunnen opvangen.

Met een rustig tempo liep ik naar het huisje waar Therese en ik verbleven de komende tijd en liep naar binnen.
'Hallo Therese,' begroette ik haar. Als antwoord daarop gaf ze me een knikje.
Ik liep door naar de kleine ruimte die mijn kamer voor moest stellen. Klein, naar knus.
Ik ging voor het raampje zitten op de brede vensterbank en keek naar buiten. De straten waren vol, maar dat kwam omdat de markt aan de gang was. Het lag er vaker rustig bij dan niet, maar de markt was een uitzondering waarbij iedereen uit zijn huis kwam om hun boodschappen ging doen.
Mijn gedachten gingen naar Leon. Door de bruine kleur van zijn haren, kwamen zijn krulletjes werden goed zichtbaar. Het zag er aandoenlijk uit. De jongeman was zonder enige twijfel van een rijke en misschien zelfs wel adelijke familie. Zijn kleren waren netjes en rijkelijk versierd. Zijn zeeblauwe ogen bleef ik maar voor me zien. En die lach... ik kon hem niet vergeten.

Maar na Frederik had ik mezelf voorgenomen niet meer verliefd te worden. Na hem had ik geen vertrouwen meer in mannen en daarbij kon ik het uitstekend met mezelf vinden. Ik had niemand nodig hebben. Ik zou geen koning aan mijn zij nodig, dat had mijn moeder me absoluut nagegeven.
A princess nerds a king zeggen ze, maar ik was vastbesloten het alleen te doen. Ik zou alleen regeren.
Daarbij, ik zou niet de eerste zijn in de geschiedenis. Er waren al legendarische vrouwen voor mij die zichzelf hadden bewezen. Mijn moeder stond ook dat rijtje  en hoewel ik het niet duidelijk liet merken aan haar, was ik heel trots op haar. Wanneer ik mijn moeder zou weerzien, zou ik haar dat vertellen.

Het enige was: ik was nog steeds geen koningin, niet eens een waardige prinses. Ik moest eerst mijn titel als adel terugkrijgen voordat ik kon gaan regeren.

Ik keek opnieuw uit het raam en zag tussen alle mensen Leons gezicht. Ik glimlachte totdat hij mij zag. De glimlach maakte plaats voor een roze blos op mijn gezicht. Vrolijk zwaaide hij naar mij en maakte wat grootse gebaren die ik niet begreep. Ik lachte om zijn onhandigheid. Het zag er lief uit. Hij glimlachte en verdween opnieuw. Nog geen halve minuut later hoorde ik iemand kloppen op de deur.
'Ik ga wel,' riep ik naar Therese, die al was opgestaan om de deur open te doen.

A Princess needs a kingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu