Hoofdstuk 26

58 2 0
                                    

Ik keek angstig om me heen. Ondanks dat ik nooit eerder echt claustrofobisch was geweest, leek het alsof de al dichtbije muren steeds maar bleven vernauwen. Alsof ze me insloten. Maar in plaats van de muren waren het mijn hersenen die me insloten, die ervoor zorgden dat ik niet meer helder na kon denken en die me beangstigden. Het was een onwennig gevoel dat ik nog nooit op die manier had ervaren, ook al had ik me wel opgesloten gevoeld in het eenzame paleis in mijn jeugdjaren, dit was iets compleet anders. Een bijna eng gevoel dat me onrustiger maakte dan ik al was, hoewel dat ik al erg alert was op alles wat er gebeurde. Het verschil was dat ik in de jaren waarin ik in het grote, maar eenzame paleis woonde niet duizelde door bewegende wanden die me een wanhopige drang gaven om zo snel mogelijk weg te komen als ik er levend uit wilde komen, terwijl dat nu wel zo was. Levend. Dat enkele woord maakte me nerveus. Zou ik hier levend uitkomen? Zou ik hier überhaupt uitkomen? Waarom konden deze situaties niet in nachtmerries of boeken blijven, alleen maar fantasieën waarvan je wist dat ze niet echt bestonden, spookverhalen om kleine kinderen bang te maken? Waarom moest nou juist dit overeenkomen met mijn werkelijkheid? De vragen stroomden als een rivier door mijn hoofd, maar geen enkel antwoord stelde me gerust. Van de meeste vragen wilde ik gewoonweg geen antwoord. Dat zou mijn hart alleen nog maar sneller doen kloppen. Als dat mogelijk was in ieder geval. En als ik dan een antwoord had gevonden voor mezelf, werd ik alleen maar rustelozer en kwamen nieuwe vragen op oude antwoorden. Vragen die ik me niet zou moeten stellen, vragen waarvan ik het antwoord had moeten weten of juist vragen zonder verklaring.
Ik begon te hyperventileren door de beperkte ruimte en mijn angst sloeg om in verdoving. Van het ene op het andere moment hoorde ik enkel nog mijn eigen versnelde hartkloppingen, niets anders. Alleen het gebonk dat van binnenin mij levend hield.
Net toen ik voelde dat ik bewusteloos zou vallen, kropen twee sterke armen om me heen en hielden me stevig vast vanachter met één van de armen over mijn mond om mijn adem, of welk geluid dat uit mijn mond zou kunnen komen, te dempen en het liefst te voorkomen. Mijn adem zat hoog en mijn ogen waren gesloten, ik zweette van angst en de tranen waren onmogelijk te missen, zelfs als je van een afstand zou kijken. Ondanks de angst waar ik vroeg of laat aan onderdoor zou gaan, voelde ik me enigszins veilig in de armen. Ze gaven me een gevoel alsof ik een persoonlijk schild had dat al het kwaad dat mijn kant op zou komen kon laten verdwijnen. Ik opende mijn ogen die nog steeds glinsterden van de tranen die in niet meer nodig hadden dan een kleine tegenvaller om te ontsnappen.
'Je verraadt ons nog,' fluisterde een bekende stem in mijn oor. Ik zuchtte en maakte een instemmend geluidje, aangezien hij door het gebrek aan licht geen hoofdknikje had kunnen zien. Het was donker -de lucht was pikzwart- en ik blies koude adem uit. De kou die ik uitblies vormde mist wolkjes die vervaagden na een korte periode, alleen maar om daarna zich weer te hervormen in de lucht toen ik opnieuw adem haalde.

'Stil,' beval een plotselinge stem me. Het was dezelfde die had gezegd dat ik ons nog zou kunnen verraden. Ik werd opslag stil, bang voor alles wat nog moest en kon gebeuren.
Ik schudde mijn hoofd lichtjes om de warme en jammergenoeg ook zwetende hand van mijn mond af te krijgen. Het werkte. Leons twee zeeblauwe ogen me aanstaarden alsof ze iets wilde zeggen. Hij had een vragende blik in zijn ogen en zijn wenkbrauwen schoten samen. Het leek alsof hij steun zou moeten zoeken bij een dichtstbijzijnd steunpunt. Hij zag er wankel uit en de kleur van zijn gezicht was als sneeuw voor de zon verdwenen. Ondanks de normaal zongebruinde tint die zijn huid bevatte, was nu hij lijkbleek. Het schrok me af, maar tegelijkertijd maakte het me ook het kleinste beetje nieuwsgierig wat er gaande was. Waren we ontdekt? Hadden de wachters ons gezien en dat doorgegeven? Mijn gerustgestelde staat van een minuut geleden was voor de tweede keer die dag helemaal verdwenen en mijn hoofd tolde, alsof het speelgoed was waar kleine kinderen mee speelden.
Ik bedwong mijn behoefte om mijn ogen te sluiten, bang dat ik anders flauw zou vallen.
Hoewel ik normaal diep en en uit zou ademen was dat geen optie in deze situatie, er stond teveel op het spel om iets te laten mislukken.
Ik herpakte me weer zo veel als ik kon. Het was vreemd om te bedenken dat twee jaar geleden alles normaal was. Als mijn moeder geen behoefte aan een koning had gehad zaten we niet in deze problemen. Als ze verliefd zou zijn geworden iemand anders -wie dan ook- zou alles voorkomen hebben kunnen worden. Mijn stiefvader had dit alles veroorzaakt. Hoe hadden we hem in vertrouwen kunnen nemen? Ik blies een beetje adem uit.
Mijn gedachten bleven hangen bij mijn moeder en tranen vulden mijn ogen. Ik wilde terug in de tijd. Maar dat was onmogelijk.

'Loop eens door. Niet zo hard. Ik zei-'
'Je zei dat we voorzichtig moeten doen. Ik hoorde je de eerste twintig keer ook,' snauwde ik naar Leon. Hij draaide zich abrupt om, waardoor zijn dodende blik duidelijk zichtbaar werd. Ik zette bijna een stapje achteruit om mezelf enigszins te beschermen in het geval hij zo stom was om mij iets aan te doen.
'Als je het hebt gehoord, doe dan ook wat ik zei,' mompelde hij.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Dec 16, 2020 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

A Princess needs a kingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu