Hoofdstuk 19

72 2 0
                                    

-2 maanden later-

Langzaam knikte hij zijn hoofd. Hij wist dat ik loog, hij zag het, daar was ik zeker van. Maar hij besloot niets te zeggen. Hij besloot mij niet op te zwepen om het te vertellen. En goddank, wat was ik daar blij mee. Ik had niet geweten wat ik had moeten zeggen.
Ik keek hem diep in zijn ogen aan en zag ongerustheid. Ik glimlachte door het feit dat hij zich zorgen om mij maakte.
'Ik... kan het niet zeggen,' verklaarde ik. Hij knikte zacht. 'Weet ik.' Dat zei ik hem altijd, maar ik meende het ook keer op keer.
Het was stil, maar niet ongemakkelijk. Helemaal niet zelfs. Het was eerder bevrijdend; ik hoefde niets uit te leggen of een gespreksonderwerp te bedenken. Soms zijn er geen worden nodig om elkaar te begrijpen.
'Het komt goed,' fluisterde hij in mijn oor. En toen sloot hij me in zijn armen.
Ik ging rustig tegen hem aanliggen en hoorde zijn ongestoorde hartkloppingen. Het was rustgevend.
Ik bedankte Leon.  Nog maar amper twee maanden maanden waren voorbijgegaan sinds onze eerste ontmoeting en desondanks was hij er voor me. Niet op een opdringerige manier, maar juist een rustige, prettige manier.

Hij haalde zijn handen rustig door mijn haar. Langzaam en geleidelijk en vooral liefdevol. Ik kreeg een spontane glimlach op mijn gezicht.
'Ik moet nu gaan,' zei hij hees. Ik gaf hem een geërgerde blik, maar haalde mijn hoofd van zijn schouder af.
'Sorry,' grinnikte hij.
Ik gaf hem nog een afscheidsknuffel en liet hem uit.
'Tot gauw,' riep ik gauw nog, voordat hij uit het zicht verdween.

En dat zou de laatste keer in tijden zijn dat ik hem zou zien.

—————
~Leon~

Ik liep weg door de rustige straten van het stadje. De stad was klein, maar net groot genoeg om een stad genoemd te worden.
Ik keek naar de vele huizen die ik zigzaggend moest ontwijken.
'Waar bleef je nou?' riep een geïrriteerde stem me toe, 'ach, laat ook maar. Heb je haar gevonden?' Ik zuchtte. Het antwoord was ja. Zo moeilijk was het niet, ik moest ja zeggen en dan was ik klaar. Klaar met dit alles. Maar ik kon het niet, iets hield me tegen. Ik wist niet wat het was, maar het was iets. En het was sterk.
'Ik... kon haar niet vinden. Ze is hier niet.' Schijnheilig keek ik naar de man die voor me stond.
'Ze moet hier zijn,' bulderde hij. Hij nam me aandachtig in zich op.
'Weet ik,' fluisterde ik angstig.
Ik wist niet wat er met me zou gebeuren als ze wisten dat ik haar wél had gevonden en ze hier wél was. Al maandenlang waren ze naar haar opzoek en al maandenlang was ik in contact met haar.
Al twee maanden wist ik dat Scarlett hier in dit stadje onderdook, maar ik kon haar onmogelijk verraden. Ik kon het gewoon niet. Ze was zo lief voor me geweest. Als ik treurig was om mijn moeder of als ik gewoon een slechte dag had troostte ze me.
'Leonardo! Blijf erbij!' beval iemand mij. Ik kromp ineen bij het horen van mijn naam. Ik heb die naam nooit mooi gevonden en ben mezelf dus Leon gaan noemen. Het gaf me altijd het gevoel dat ik geen vrijheid had en van adel was, wat ik ook was. Daardoor kon ik mezelf niet zijn.
'Weet je zeker dat ze hier niet is?' vraagt dezelfde stem mij opdringerig. Ik weet dat het antwoord nee moet zijn, ik ga al enkele maanden met haar om. Maar ik kan het niet. Ik zou me verschrikkelijk voelen als ze haar door mij vinden en opsluiten, of erger. Dus ik knikte.
Bernhard was opzoek naar de prinses om ervoor te zorgen dat ze de troon niet zou overnemen. Dus hij zocht de hele omgeving af. En ik moest hem daarbij helpen, aangezien mijn vader een van zijn adviseurs was en ze hulp zochten. Ik had het mijn vader beloofd, maar wilde het niet graag. En toen ontmoette ik haar: Scarlett. Ze was onbeschrijfelijk.
'We vertrekken morgen.' Weer knikte ik. Dat zou betekenen dat ik haar niet meer -waarschijnlijk nooit meer- zou zien. Maar omdat ik haar daarmee veilig kon houden twijfelde ik er geen moment over. We zouden vertrekken ... morgen.

A Princess needs a kingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu