Hoofdstuk 7

273 15 1
                                    

Een klap in mijn gezicht. Hij sloeg me tegen mijn wang, de plek waar hij me sloeg tintelde. Ik lag op de grond en hij trapt me.

‘’Rot op!’’ schreeuw ik, ‘’laat me met rust!’’

Hij komt dichter bij en meteen kruip ik wat naar achter. Hij gaat op zijn hurken zitten. Hij komt nog dichterbij en ik kruip nog verder naar achter tot ik de muur voel. Hij aait mijn wang, op de plek waar hij me had geslagen.

‘’Ik laat je niet gaan, Jazzie,’’ zegt hij, hij kijkt me eng aan. Hij maakt me echt bang, dat ziet hij. ‘’Jazzie, niet bang zijn, als jij luistert zal ik je geen pijn doen.’’

Naar hem  luisteren.

Nooit.

En dan loopt hij de kamer uit. Toen hij me trapte, trapte hij in mijn zij. Gelukkig deed het niet erg veel pijn, en van die klap voel ik nu ook niks meer. Ik moet hier echt weg. Ik was de hele tijd aan het denken, denken hoe ik weg kwam uit dit kleine kamertje.

Ik schat dat ik ongeveer twee uur daar zat, totdat hij weer binnenkwam.

‘’Hoi Jazz,’’ zei hij met zijn walgelijke stem, ‘’wil je even komen?’’

‘’Waarheen?’’ vroeg ik, misschien kon ik wel ontspannen als ik uit de kamer kwam. Maar die kans was net zo groot als de kans dat ik was verkocht door een andere man.

‘’De woonkamer,’’ zei hij. De woonkamer? Waar was ik dan? Ik ging maar mee, ik kon schreeuwen en misschien hoorden zijn buren het wel. We liepen het kleine trappetje op. Hij hield mijn hand vast, ik probeerde mijn hand terug te trekken maar hoe meer ik trok, hoe steviger hij mijn hand vast had. Dit was echt vreselijk.

Zijn woonkamer was lelijk. Zijn woonkamer was rommelig, het stonk, overal lagen vieze kleren en er lagen leeggedronken flessen op de tafel, er lagen ook nog etensresten op de tafel en de grond was ontzettend smerig, net als het plafond. Het enige wat me aansprak was de piano die daar stond in de hoek van de kamer. Ik was stomverbaasd. Waarom stond daar zo’n mooie piano in zo’n verwaarloosde kamer als dit?

‘’Mooie piano hè, Jazz,’’ zei hij zacht in mij oor, ‘’speel eens iets moois voor me.’’

‘’Ik kan geen piano spelen,’’ loog ik. Ik ging dus echt geen piano spelen voor hem en waarom wou hij in godsnaam dat ik piano voor hem zou spelen?

Opeens schoot me iets te binnen, ik moest schreeuwen voor hulp.

‘’Help! Help me!’’ schreeuwde ik zo hard ik kon. P  lachte. ‘’Wat lach jij?!’’ snauwde ik. Hij wees naar een raam, een raam met smerige gordijnen waar vieze vlekken op zaten. Ik liep naar het raam toe en hij liep achter me. Toen ik het raam beter zag, zag ik pas dat het glas van het raam ook ontzettend smerig was, maar ik kon er nog net door heen kijken.

Natuurlijk.

We waren buiten de stad, er waren wel huizen rondom, maar zij zouden me nooit hebben gehoord. We zaten gelukkig niet in een bos, als ik dan zou ontsnappen zou ik eerst een uitweg moeten vinden uit het bos, nu kan ik gewoon de weg volgen en kijken of ik iemand tegen kom, als ik zou ontsnappen.

JazzWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu