Hoofdstuk 11

199 19 2
                                    

Jasmine’s p.o.v

 

De man, die zegt dat hij mijn oom is, was die dag boos de deur uitgelopen. Maar P  en die man hebben nog lang gebeld en hebben het (helaas) bijgepraat. Stiekem hoopte ik dat hij naar de politie zou gaan. Dat de politie zou ontdekken dat ik hier zat. Hier gruwelijk werd behandeld. Hier mishandeld. Hier misbruikt. Hier mijn hele leven is verkloot.

De hoop is me inmiddels in de schoenen gezakt. Ik heb ontzettend veel pijn, overal. Er is zelfs al een tand bij me eruit gevallen, of ja gevallen, eerder geslagen. De politie zal me niet meer ontdekken, hij is geen verdachte volgens mij. De gedachte dat ik Emily, Sara, mijn ouders, mijn familie… nooit meer zou zien doet me pijn. Heel veel pijn. Meer pijn dan dat ik fysiek heb. Ook protesteer ik niet meer als hij  me Jazz noemt.

De deur van de kamer waarin ik zit wordt open gemaakt. ‘’Heey Jazzie,’’ zegt hij, hij is dronken. Ik wil niet weten wat hij nu met mij gaat doen, ik sluit mijn ogen en bereid me voor op het ergst.

Hij sluit de deur af. Ik lig op de grond te wenen en te snikken. Ik overleef dit gewoon niet meer. Ik wil naar buiten en de frisse lucht inademen. Ik wil op het gras rennen en naar het bos om de bomen weer eens te kunnen bekijken, en me veilig te voelen. Ik wil naar Sara en naar mijn ouders. Ik wil ze in mijn armen hebben, beschermend. Ik wil niet hier zielig zijn.

* * *

‘’Jazz kom mee,’’ zegt P  en pakt mijn arm. ‘’Wat is er?’’ zeg ik slaapdronken. Hij heeft me wakker gemaakt en ik weet niet wat er gebeurt. Ik loop niet goed mee want mijn benen doen pijn. Hij slaat me in mijn gezicht. ‘’Loop verdomme mee!’’

Hij doet de voordeur open en loopt naar de auto, het is pikkedonker buiten. En dan ben ik me het bewust. Ik ben buiten. ‘’Help help!! Help me!!’’ schreeuw ik zo hard ik kan. Mijn keel brandt niet normaal erg maar dit is mijn kans om te ontsnappen. Helaas krijg ik niet veel later een klap in mijn gezicht en val ik op de grond. Daarna volgen een paar trappen, totdat alles zwart wordt.

Als ik mijn ogen open doe ben ik heel ergens anders dan in het zielige keldertje. Ik lig nog steeds op een vies oud matras. In een vieze kamer. Met een opgesloten deur. Toch is het hier anders, we zijn niet meer in zijn huis. Ik ga rechtop zitten, mijn hoofd bonkt heel erg en ik besluit dan toch meer te gaan liggen. Ik kreun van de koppijn. Dan voel ik mijn slaap, hij doet pijn. Wat is er gister in hemelsnaam gebeurt? En waar ben ik? Als P  binnenkomt wordt alles duidelijk. Hij heeft me naar dit kamertje gebracht. De deur wordt opengemaakt en er komt een bekende man tevoorschijn. Niet P.. Maar die ene man die beweerde dat ik zijn nichtje was. ‘’Wat moet je?!’’ roep ik naar hem, het komt door mijn hese stem niet zo krachtig over. ‘’Wat ik moet?’’ zegt hij. Hij loopt naar me toe. Ik bekijk hem. Wat een lelijke man. Grijs vettig haar, een vies stoppelbaardje, grijs uiteraard, gele tanden, sommige zelfs zwart en een ontzettend grote neus. De blik in zijn ogen bevalt me echt helemaal niet. ‘’Je moet lief zijn,’’ zegt hij dan, zijn stem is net zo lelijk als die van P. Hij heeft wel wat van P, hij lijkt er wel op. Ik ga niet lief zijn tegen hem. ‘’Waarom zou ik?’’ snauw ik. Ik hoef niet te huilen. P  heeft wel ergere dingen gedaan. ‘’Ken je me nog Jazzie?’’ grijnst hij. Doordat hij grijnst kan ik al zijn rotte tanden zien. Bah. ‘’Nee, ik heb jou nooit gezien,’’ zeg ik droog. Het kan me echt niks schelen, als ik zeg dat ik hem niet ken,  dan ken ik hem niet. Hij spant zijn kaken aan. ‘’Jazz, jij kent me.’’ ‘’Nee, ik ken jou niet,’’ zeg ik vastberaden. ‘’Welwaar, denk goed na,’’ hij klinkt bijna verdrietig. ‘’Ik ken jou niet!’’ roep ik naar hem. Dan gaat hij op zijn hurken voor me zitten, ik sla in zijn gezicht. ‘’Ik wil jou niet kennen!’’

Dat was niet slim, want meteen volgt een klap van hem en trapt hij me in mijn buik. ‘’Vieze kleine Jazz,’’ lacht hij. ‘’Ik ben niet Jazz!’’ roep ik naar hem. Hij trapt me nog een keer en loopt dan weg. ‘’Ik kom zo terug,’’ zegt hij. Waarom komt hij nou terug? denk ik. Ik wil niet dat hij terug komt. Dat wil ik echt niet. Dus dit is nu mijn leven? Blijkbaar wel. Ik huil bij de gedachte. Ik huil nu bijna om elke gedachte. Ik voel me ellendig. Waaraan heb ik dit verdiend?

‘’Heey Jazz,’’ zegt de man weer als hij binnenkomt, ‘’ik ben terug.’’ ‘’Jammer…’’ zeg ik droog. De man snuift. ‘’Dat is niet lief, Jazz.’’ ‘’Goh.’’ Het is even stil. ‘’Jazzie…’’ zegt hij dan. ‘’Ik ben niet Jazz, ik heet Jasmine!’’ Tegen hem zeg ik het, ik ben minder bang voor hem dan voor P.  ‘’Jij bent niet Jasmine, jij heet Jazz,’’ zegt hij kinderachtig. Hier kan ik dus echt niet tegen. Hij loopt naar me toe, maar ik sla in zijn gezicht. ‘’Waar is P  eigenlijk?’’ Ik wou zeker weten dat hij weg was. ‘’Dat weet ik nog niet,’’ zegt de lelijke man. Hij lijkt een beetje op P. Hetzelfde postuur, dezelfde vieze ogen en bijbehorende wallen en kringen.

Ik hoor ringtoon van een telefoon. De man grijpt naar zijn broekzak en haalt zijn mobiel eruit. Hij loopt pratend aan de telefoon de kamer uit. Ik barst in huilen uit. Ik wil hier weg.

~~~~~~~~

Heeeyyyy, nieuw hoofdstukje... Vote's of comments zijn altijd welkom <333 

JazzWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu