Hoofdstuk 13

188 18 2
                                    

Jasmine’s p.o.v

 

Ik lig nu al een tijdje in die kamer van de man die kent. De tranen springen weer in mijn ogen. Ik haat P. Waarom heeft hij mij toch ontvoerd?

Ik hoor voetstappen. Meteen zit ik rechtop en staar naar de deur. Ik zie dat de klink omlaag gaat en de deur wordt opengezwaaid. Mijn ogen tranen nog meer en niet veel later rolt er een traan over mijn wang. ‘’Heey Jazzie,’’ zegt de man eng. ‘’Heb je honger?’’ ‘’Ja,’’ mompel ik zacht. ‘’Dus je wilt eten?’’ vraagt hij. ‘’Ja,’’ mompel ik nog zachter. De man grijnst. ‘’Weetje nog wat je altijd zo lekker vond?’’ Ik kijk hem verbaasd aan. ‘’Nee.’’ De man fronst. ‘’Ik wel, ik zal je het brengen, dan weet je het wel weer.’’ Ik snap echt niet wat hij bedoeld. Even later komt hij terug met mandarijn. Ik had altijd al een hekel aan mandarijnen. Ik vond de velletjes altijd heel erg irritant en smerig, het sap erin vond ik wel lekker. Als ik een mandarijn at was ik altijd uren bezig met de velletjes. Ook keek ik altijd ontzettend zuur als ik een mandarijn at. ‘’Lekker hè?’’ glimlacht de man. ‘’Eet maar.’’ Hij geeft me de mandarijn. Ik maak hem open en begin aan de velletjes te pulken. De glimlach van de man verdwijnt langzaam. ‘’Eet nou maar gewoon.’’ Ik pak het stukje mandarijn waar ik bijna al de velletjes van af had gepeuterd en stop het stukje in mijn mond. Meteen nadat ik erop had gekauwd begin ik ontzettend zuur te kijken. ‘’Jazz, vind je ’t niet lekker?’’ Deze mandarijn had een vies smaakje, maar ik had honger en wou graag iets te eten. ‘’Jawel,’’ zeg ik met een zuur gezicht. ‘’Jij kijkt nooit zo als je een mandarijn eet,’’ zegt de man, ‘’Je vindt de mandarijn niet lekker, hè?’’ Ik schud langzaam mijn hoofd. ‘’Je vond ze altijd zo lekker,’’ zegt de man een beetje verdrietig. ‘’Jazzie…’’ ‘’Hou toch eens op! Ik ben Jazz niet!’’ snauw ik. Meteen daarna krijg ik een klap in mijn gezicht en een trap in mijn zij. ‘’Dat ben je wel, hoor je me?!’’ en hij loopt de kamer uit. Ik hoor hem nog stampend naar de voordeur lopen. Hij gaat blijkbaar ergens heen want ik hoor dat hij zijn auto start. Als hij weggereden is hoor ik niks meer, alleen wat geruis maar dat komt door mijn oor. Ik staar wat naar het plafond. Als ik opeens wat gekraak hoor zit ik meteen rechtop. Er gaat een golf van blijdschap door me heen als ik weet waar het gekraak vandaan komt. Het is de deur. Hij is open!

Ik loop naar de deur en trek hem verder open. Misschien is dit mijn kans! Ik ren door het huis en schreeuw. Ik ren naar een raam en trek aan de gordijnen. Ik zie een bos. Natuurlijk… Meteen ren ik naar de andere kant van de kamer en geef een ruk aan de gordijnen van het raam. Ik zie huizen, winkels en wegen. Als ik schreeuw horen ze me nooit. Ik probeer het raam open te maken maar ik krijg er geen beweging in. Ik ren naar alle deuren die ik open kan maken. Maar de achterdeur is op slot en de voordeur kan ik raar genoeg niet vinden. Ik probeerde alle ramen in het huis open te maken, maar ze waren niet open te krijgen.

Als ik al een tijdje door het huis aan het rennen ben, word ik moe en ga ik zitten. Ik zit in een kleine kamer met een kast. Op de kast staat een foto. Een foto van een meisje. Groene ogen, lange bruine golvende haren, bleke huid, dun. Het was een schoolfoto. Haar glimlach op de foto was hartstikke nep. Ze glimlachte amper. Haar ogen hadden een rare uitstraling. Ze waren dik, opgezwollen en rood. Alsof ze had gehuild, maar dan erger. Ook had ze een snee in haar lip, een soort wond was het. En ze had rare rode plekken in haar gezicht. Op de kast stond nog een foto. Ik pakte de foto. Hier stond ze samen met een vrouw op. De vrouw leek een beetje op haar. Hetzelfde haar en dezelfde bleke huid, maar de vrouw had blauwe ogen.

Ik probeerde de kast open te maken, met succes. Er stonden boeken in de kast, albums. Ik pakte er een. Het was een soort fotoalbum. Ik bladerde erdoor en de hele tijd zag ik hetzelfde meisje met de felle groene ogen. Ze was echt heel dun en haar lichaam was raar gebouwd. Haar rug was heel krom en haar armen had ze op de meeste foto’s over elkaar. Ze had altijd diezelfde blik in haar ogen. Ze zag er zo verwaarloosd uit. Ze had ook heel vaak dezelfde kleren aan. Toen ik dat album uit had pakte ik een ander fotoalbum. Toen ik het even doorbladerde zag ik dat ze al ouder was. Ze werd al wat vrouwelijker. Ik zag haar samen met de man die mij hier gevangen houdt. Hij had zijn arm over haar heen geslagen en keek grijnzend naar de camera. Het meisje daarentegen keek helemaal niet blij. Haar ogen tranen volgens mij. Als ik klaar ben met dat album pak ik weer een ander. Als ik het album open zie ik een vrouw met een baby. Naast die bladzijde zie ik een stukje krant.

Jazz Houten

Geboren op 1998, 9 November

Dochter van Tilly Houten & Jan Houten

Ik bladerde door het album. Ze leek op het begin nog een blije baby. Toen ze (ik denk) iets van 6 was begon ze echt te veranderen. Ze begon dikkere ogen te krijgen en droeviger te kijken. Toen ik de bladzijde nog eens omsloeg schrok ik. Mijn mond valt open en mijn ogen beginnen te tranen. Ik gooit het fotoalbum weg en pak meteen weer het fotoalbum van toen ze tiener was. Dan besef ik me iets. Die felle groene ogen, die kaak, die bruine haren, die heb ik ook. Ik lijk verdomd veel op haar. Ik pakte het ene album nog eens, van toen ze nog peuter was. Ik kijk naar die ene foto.

Papa en Jazzie

Dat was er nog bijgeschreven. Die foto, daar stond het meisje op. En P.

JazzWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu