Hoofdstuk 9

225 16 3
                                    

Ik weet niet hoelang ik hier al zit. Maar ik weet wel dat ik hier te lang zit. Veel te lang. Ik zit helemaal onder de schrammen en blauwe plekken. Ik ben flink afgevallen. Mijn ogen branden, van al het gehuil. Ik begon uiteindelijk ook de dagen te tellen. Maar toen ik ongeveer bij de 30 was, was ik de tel kwijt. Dat betekent, ik ben al een maand in dit huis. Dit vreselijke huis. Elke dag krijg ik minder hoop. Steeds minder krijg ik het gevoel dat ze me zullen vinden. Ik heb ook nog nooit zó ontzettend graag naar school gewild. Ik wil zo graag de geur van schoolboeken ruiken, en het muffe geurtje dat altijd in elk klaslokaal rondhangt. De geur die ik nu ruik is de vieze geur van opgedroogd bloed. Hij heeft me één keer onder de douche gekregen. En hopelijk was dat ook de laatste keer. Ik stribbelde zo tegen toen hij mijn kleren uit deed. Ik krijg er nog steeds de rillingen van als ik denk aan dat moment. Wie is toch die Jazz? Hij wordt elke keer zo boos als ik zeg dat het geen Jazz is, maar Jass. Dan gaat hij me uitschelden, en mishandelen en … te erg om over na te denken.

Ik zit in het hoekje van de kamer met mijn benen opgetrokken en mijn handen er omheen geslagen. Ik heb een trui van hem aan. Ik vond het vreselijk want nu ruik ik zelfs naar hem. En ik walg van hem.

Ik hoor voetstappen. Meteen krijg ik kippenvel en bibber ik. Mijn tanden klapperen en ik begin langzaam te zweten. De deur gaat open. Hij loopt naar me toe en gaat voor me zitten. Hij kijkt me strak aan maar ik kijk weg. Hij streelt mijn haar. Voorzichtig gaat hij met zijn lippen naar mijn oor toe. Ik ruik alcohol. Hij heeft gedronken. ‘’Waarom ben je weg gegaan?’’ fluistert hij. ‘’Weet ik niet,’’ zeg ik zacht. Hij lacht. ‘’Ik vind het leuk om je zo te zien,’’ zegt hij en weet gewoon dat hij grijnst. Zijn vieze, smerige, walgelijke grijns die je zo van zijn gezicht wilt slaan. Vindt hij het serieus leuk  om een meisje zo te zien. Leuk? ‘’Leuk?’’ herhaal ik hem voorzichtig. ‘’Je bent zo zwak.’’ Ik wil niet huilen want dan weet ik dat ik hem nog blijer maak. Maar toch branden de tranen in mijn ogen. Ik doe mijn ogen dicht.

Hij pakt mijn hoofd en duwt zijn lippen op de mijne. Gewoon echt walgelijk dit. Dan loopt hij weg. Als ik de deur dicht hoor gaan veeg ik ruw mijn lippen af. Ik ga op het vieze matras liggen en probeer de slaap te vatten. Maar natuurlijk lukt dat weer niet. Natuurlijk duurt het weer eerst uren voordat ik een beetje kan slapen.

Ik word wakker van een deurbel. Blijkbaar ben ik in slaapgevallen. Ik sliep niet diep, want dan zou ik niet wakker worden van een deurbel die ik amper hoor in de kelder. Ik hoor dat de deur wordt opengemaakt, hij ging altijd stroef open. Ik hoor een mannenstem, eentje die ik nog niet ken. Laat het de politie zijn, alsjeblieft.

En dan wordt de deur opengemaakt. De kelderdeur. De deur waar ik achter zit. Gevangen. Ik zie een onbekend gezicht. Het is een man. Hij loopt langzaam de trap af terwijl hij mij strak aankijkt. Ik kijk niet weg, maar kruip wel tegen de muur aan. Dan kijkt de man naar achter. ‘’Is dit Jazz?’’ zegt de man, achter hem staat P. ‘’Ja, ze is alleen behoorlijk veranderd,’’ antwoordt P . De man kijkt me weer strak aan en begint dat te grijnzen. Hij loopt naar me toe en pakt me bij mijn polsen. Dan draagt hij me naar de woonkamer. Waarom dragen? Ik kan met moeite lopen, maar ik kan  tenminste lopen. Hij kijkt me verwachtingsvol aan. ‘’Speel eens wat.’’ Hij heeft me op een kruk neergezet. En dan besef ik me dat ik naast de piano zit. Achter de man staat P en hij kijkt me vuil aan. Ik moet spelen. P  vond het altijd leuk als ik Jazz speelde op de piano. Logisch dacht ik.

Mijn vingers gleden over de toetsen. De man lacht naar P, de man was echt blij. Toen ik klaar was met piano spelen, omhelsde hij mij. Ik zie het gezicht van P. Hij kijkt ontzettend boos. Meteen duwt hij de man van mij af en slaat hem in zijn gezicht. ‘’Je blijft verdomme van haar af!’’ schreeuwde hij kwaad naar de man. De ogen van de man werden groot. ‘’Van haar afblijven? Ik?!’’ kaatst hij terug naar P. De man begint te lachen. ‘’Even eerlijk, wat heb je al met haar gedaan?’’ zegt hij. P  kijkt weg. ‘’Dacht ik al,’’ zegt de man.

Het was een lange tijd stil. Ik kan ontsnappen, maar dat zou mijn dood betekenen als het zou mislukken. De man kijkt mij aan. Ik kijk weg. Dan loopt hij naar me toe. Hij streelt mijn haar, maar al snel trekt hij zijn hand weg en wrijft ermee over zijn shirt. Hij kijkt vies. ‘’Haar haar is vettig,’’ zegt hij. ‘’Weet ik,’’ zegt P, ‘’ze wilt niet douche.’’ Goh, ik wil niet douche als zo’n viezerik erbij is. De man ruikt aan mij. ‘’Ze stinkt.’’ Oke, bedankt…? Dan komt de man steeds dichter bij me. Ik zie dat P  er  moeilijk bij kijkt. Dan zie ik de man grijnzen. Hij pakt me bij mijn schouders. Dit was de druppel voor P. ‘’Ik zei toch dat je verdomme van haar af moest blijven?!’’ en P  duwt de man ruw van mij weg. ‘’Vroeger vond je dit altijd goed?’’ roept hij. ‘’Ja, maar ik wil niet dat ze nog eens wegloopt, misschien was jij wel de rede!’’ P klinkt echt woedend. Ik snap het nog steeds niet allemaal, ik ben nooit weggelopen. ‘’Ze is mijn nichtje!’’ zegt de man. Nee, ik weet het zeker. Hij is niet mijn oom. Ik weet het allemaal echt niet meer. Ik weet echt niet meer wat hier aan de hand is.

JazzWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu