You have to learn the rules of the game. And then you have to play better than anyone else. ~ Albert Einstein
Ik zucht. Ik voel me al wat beter. Helemaal beter ben ik niet. Maar het kan er mee door. En toch voel ik me vreselijk omdat ik hem ‘papa’ heb genoemd. De dagen daarna ben ik wel flink verwend door hem, nou, ik kreeg iets meer eten, werd niet geslagen en hij kwam niet aan me. Ik vond het vreselijk. Het heeft hem meer macht gegeven. Ik ben vastbesloten iets te gaan doen tegen dat. Ik weet dat hij psychologisch gewoon ziek is, maar als ik ontsnap en hij in de gevangenis komt, kan iemand hulp voor hem zoeken.
Ik hoor voetstappen en even later wordt er op mijn deur geklopt. De deur wordt opengemaakt en meteen zie ik het gestalte van P. Ik weet gewoon dat hij me aanstaart met die enge grijns van hem. ‘’Jazzie,’’ zegt hij. Ik reageer niet en klem mijn kaken op elkaar. Ik moet me inhouden om niet uit te flippen. ‘’Ik moet even boodschappen doen, maar ik ben zo terug.’’ Hij loopt dichter naar me toe en streelt mijn haar. Dit is de druppel. ‘’Nou rot op! Ga boodschappen doen!’’ snauw ik. De grijns verdwijnt vrijwel meteen van zijn gezicht. Ik heb meteen spijt van wat ik heb gezegd, maar toch lucht het wel op. ‘’Jazzie,’’ zegt hij ongelovig, ik hoor geen woede in zijn stem. ‘’Ja Jazzie, wie is Jazzie!’’ Het was geen vraag. P fronst. Ik moet lachen want dit had hij niet verwacht. ‘’Jazz, doe niet zo belachelijk.’’ Nog steeds hoor ik geen woede in zijn stem. ‘’Ik belachelijk doen?! Jij bent degene die mij opgesloten heeft in dit krot!’’ ‘’Dat was voor je eigen bestwil.’’ ‘’Ga nou maar boodschappen doen.’’ P kijkt me even aan. Daarna voel ik een harde klap tegen mijn slaap en een schop tegen mijn zij. Hij loopt de kamer uit en doet met een harde klap de deur dicht. Ik ga weer rechtop zitten en grijns. Hij voelt zich minder machtig.
Ik ga staan en loop naar de deur. Ik probeer hem open te maken, maar hij zit op slot. Ik trek flink aan de deur, maar helaas. Ik laat me weer op het vieze matras vallen. Ik grijns weer. Ik heb een idee.
‘’Jazz, ik ben er weer.’’ Ik grijns. De deur wordt opengemaakt. ‘’Ik heb nog een appeltje met je te schillen,’’ zegt hij, nu is hij wel wat bozer. ‘’O ja joh?’’ P loopt naar me toe. Hij trapt me. Ik probeer weer te staan, met succes. ‘’Wat heb je toch?’’ Ik loop dichter naar hem toen, en trap hem daarna vol in zijn kruis. ‘’Niks,’’ zeg ik, ‘’ik ben weer beter.’’ P ligt kreunend op de grond. Ik zoek de sleutel in zijn broekzakken. Als ik de sleutel heb ren ik weg. P pakt net op tijd mijn enkel en ik val op de grond. Ik trap met de voet de hij vast heeft, maar hij laat niet los. ‘’Hou je handen toch eens thuis,’’ mompel ik nog steeds schoppend. ‘’Niet van mijn Jazzie,’’ mompelt hij terug. Hij krijgt een kleine grijns op zijn gezicht, en ik ook. Ik trap hem vol zijn gezicht. Hij laat me meteen los en wrijft met zijn hand over zijn gezicht. Ik raap de sleutel weer op en ren de deur uit. Als ik de deur heb dicht gedaan maak ik hem op slot. De klink wordt meteen omlaag gedaan, maar de deur gaat niet open. ‘’Jazz!!’’ schreeuwt hij. Hij schopt en slaat tegen de deur, maar hij krijgt er geen beweging in. De grijns die ik op mijn gezicht heb wordt alsmaar breder. ‘’Jazz maak nu onmiddellijk de deur open!’’ Jammer voor hem ren ik nu weg. Op weg naar mijn vrijheid. Ik ren door het hele huis op zoek naar de voor- of achterdeur. Ik denk dat ik de voordeur heb gevonden. Er zit een gleuf in de voordeur, dat zal de brievenbus vast zijn. Ik probeer hem open te maken, maar dat lukt helaas niet. Ik ren verder en uiteindelijk heb ik de achterdeur gevonden. Ik probeer hem open te maken, helaas komt er geen beweging in. Dan zit er maar een ding op. Ik rende naar de woonkamer. Naar de vieze stinkende woonkamer. Ik hoor P schreeuwen, maar ik negeer het. Ik kijk de woonkamer rond. Mijn ogen blijven hangen bij de lege drankflessen op tafel. Dan grijns ik even. Ik pak een drankfles van de tafel en smijt die tegen het raam. De drankfles barst in duizenden stukken. P schreeuwt nog harder. Ik pak nog een drankfles en smijt die tegen het raam, en nog een, en nog een… totdat ze allemaal stuk waren. Het raam had al een paar barsten. Ik rende naar de koelkast. En natuurlijk zaten er allemaal volle drankflessen en wat eten. Ik pakte zoveel mogelijk drankflessen uit de koelkast en sjouwde ze naar de woonkamer. Ik smijt een volle drankfles tegen het raam. De fles breekt niet helemaal, maar lekt wel. Als ik naar het raam kijk, zie ik dat hij bijna stuk is. Ik pak nog een fles en gooi de tegen het raam, ook deze breekt niet helemaal. In het raam zit een klein gat, ik kan er alleen niet door. Ik grijns, P heeft geen dubbelglas. Ik pak nog een drankfles die ik tegen het raam gooi, het gat wordt groter. Ik loop dichter naar het gat en pak nog een nieuwe drankfles, dit is de laatste. Ik sla de drankfles tegen het raam. Het gat is groot genoeg. Ik kan naar buiten. Ik kan naar mijn ouders. Ik kan naar mijn familie. Ik kan weer naar Emily, naar school. Naar Sara. Naar mam en naar mijn echte vader. Ik krijg tranen in mijn ogen van geluk. Als ik naar het gat kijk zie ik dat er wat uitsteeksels van glas zitten. Ik kijk naar de bank en zie zoals verwacht een deken. Ik pak het deken en leg het over de uitsteeksels neer. Voorzichtig ga ik door het raam heen.
Ik sta nu in zijn voortuin, niet groot, onverzorgd. Precies zoals ik dacht. Ik adem eindelijk weer frisse lucht in. Het is onbeschrijfelijk hoe ik me nu voel. Straks kan ik weer in de ogen van mijn ouders kijken, en hoef ik niet meer in de vieze ogen van P te kijken.
Opeens hoor ik een raar geluid, en ik hoor P niet meer schreeuwen. Ik hoor een soort klap.
Ik hoor P die de deur heeft opengebroken.
JE LEEST
Jazz
Gizem / Gerilim'Jasmine Lucy Davis.' fluisterde P, hij wist dat ik niet luisterde. Hij streelde mijn haar. Ik kreeg er de kriebels van. 'Zeggen we niks meer tegen elkaar?' vroeg hij zacht. Ik kon niks zeggen, ik wou ook niks zeggen. Ik keek hem aan. Hij had kringe...