Hoofdstuk 16

213 21 2
                                    

Ik bal mijn handen tot vuisten en span mijn kaken aan. Het vieze matras waar ik op lig is helemaal nat van het zweet en het bloed. Ik schreeuw en sla tegen de muur met mijn vuisten. Dan begin ik te wenen. Ik heb barstende hoofdpijn en buikpijn. Daarbij ben ik ook nog ongesteld geworden, wat mij eigenlijk best blij maakte. Ik kreun. Het doet echt verschrikkelijk veel pijn. Niet veel later komt P  naar mijn kleine kamertje en maakt de deur open. Als hij mij ziet worden zijn ogen groot en zijn mond valt open als hij het bloed op mijn matras ziet. ‘’Wat heb jij nou opeens?’’ vraagt hij stomverbaasd. Ik haal mijn schouders op. Mijn keel doet ook nog eens pijn en dat geschreeuw heeft dat alleen maar erger gemaakt. P  loopt dichter naar me toe en kijkt naar het bloed. ‘’Waarom schreeuwde je zo hard?’’ Ik klem mijn kaken weer op elkaar want ik voel een pijnscheut in mijn hoofd. De tranen rollen over mijn wangen. P  kijkt nog steeds naar het vieze bloed op mijn matras. Als hij ziet waar het bloed vandaan komt grijnst hij. ‘’Jazzie is ongesteld,’’ grijnst hij, ‘’en niet zoon beetje ook.’’ Dit voelt zo ongemakkelijk. Ik voel een vlaag van misselijkheid. P  legt zijn hand op mijn voorhoofd. Hij trekt zijn hand meteen terug en wrijft ermee over zijn shirt. ‘’Je zweet heel erg.’’ Hij trekt een vies gezicht. ‘’Ben je ziek?’’ Als antwoord daarop kots ik hem onder. Daarna braak ik nog een beetje over het matras. Ik veeg mijn mond af en kijk P  aan, die helemaal onder het braaksel zit. ‘’Sorry,’’ weet ik nog net uit te brengen met mijn hese stem. Ik durf hem niet meer aan te kijken. Ik veeg mijn mond af en probeer mijn tranen weg te knipperen. ‘’Ik ehh, het kwam er zomaar uit,’’ stamel ik. ‘’Jij hebt een probleem,’’ zegt P  kil. ‘’Een groot probleem.’’ Ik piep. Nee, ik wil geen probleem, echt niet. Ik geef alweer over, op zijn schoenen. Ik maak het er niet beter op zo. Hij heeft dit wel echt verdiend. Ik hoor P  een klein griezelig lachje uitbrengen, die steeds harder wordt. Dan loopt hij de kamer uit. Dat lachje heeft me behoorlijk bang gemaakt. Ik leg mijn armen over elkaar. Dit kan niet goed zijn. Dat kan gewoon niet…

‘’Kom eens,’’ zegt P  als hij weer binnenkomt. Het braaksel is van zijn schoenen en gezicht af en hij heeft een ander shirt aan. De kalmte in zijn stem maakt me nog banger. Ik probeer op te staan, maar zodra ik weer sta zak ik door mijn knieën op de grond. P  helpt me omhoog. Ik moet een braakneiging onderdrukken. Ik kijk naar zijn gezicht en ik zie dat hij glimlacht. ‘’Wat gaan we doen?’’ vraag ik zacht. De glimlach van P  wordt groter. Als we in de woonkamer zijn zie ik het. Ik moet pianospelen. Ik ga op de kruk zitten. Ik probeer een liedje te spelen, maar door de koppijn kan ik het geluid van de piano niet verdragen. ‘’O kom op Jazz, je kan het wel.’’ Ik probeer nog een keer een liedje te spelen, maar het lukt echt niet. De glimlach van P  verdwijnt. ‘’Je deed vroeger niks anders dan dit. En nu kan je er niks meer van,’’ snauwt hij. ‘’Hier werd je altijd blij van en nu lijkt het alsof je het haat om piano te spelen.’’ Ik krijg geen geluid uit mijn keel. ‘’Ik verbood het je zelfs om op dit ding te spelen!’’ Ik huiver. Hij praat over Jazz, niet over mij. Ik wordt nu geconfronteerd met haar  problemen. Met haar  gewoontes die ik niet gewend ben. ‘’Jij vraagt gewoon om klappen.’’ P  wekt me uit mijn dagdroom. Nee geen klappen. Dan begint hij weer te grijnzen. ‘’Ik denk dat je beter even kan douchen,’’ zegt hij. Ik voel dat mijn onderlip begint te trillen. Nee nee nee…

Ik kom hier niet meer weg, denk ik in mezelf. Nooit meer. Ik blijf voor altijd in deze vieze kelder en ik mag 1 keer per maand douchen met P. En altijd dezelfde kleren moet ik dragen. Of van P. Een dikke vette traan rolt over mijn wang. Waarom ik? Ik hoor voetstappen. Ik krijg vast weer straf omdat ik hem heb ondergekotst. Omdat hij kijkt naar zijn ondergekotste kleren en zich vernederd voelt. Ik voel me vreselijk, ik wil echt geen klappen.

De deur wordt opengezwaaid. ‘’Hallo Jazzie.’’ Hij loopt dichter naar me toe. ‘’Ga eens staan.’’ Ik probeer te staan, maar het lukt niet. ‘’Moet ik je helpen?’’ Ik kijk hem met grote ogen aan. Ik voel me zo machteloos. Hij moet mij nu echt niet slaan, niet nu. Hij komt dichterbij en zakt wat door zijn knieën. ‘’Alsjeblieft niet,’’ piep ik. ‘’Je moet straf krijgen Jazz.’’

‘’Nee niet waar.’’

‘’Jazz.’’

‘’Alsjeblieft niet.’’ Ik sla mijn handen voor mij gezicht. Ik voel me zo slecht. ‘’Ga staan,’’ zegt hij. ‘’Dat lukt niet,’’ snik ik. ‘’Dan help ik je toch.’’ Ik zie geen andere optie meer.

‘’Papa nee.’’

Zijn ogen worden groot en hij staat meteen rechtop. Hij grijnst van oor tot oor. Ik daarentegen, voel me vies. Ik krijg in ieder geval geen klappen. Hij gaat op zijn hurken zitten en streelt mijn haar. Hij lacht. ‘’Eindelijk.’’ Zijn hoofd komt dichterbij. ‘’Eindelijk’’ Hij houdt mijn hoofd met beide handen vast. Dan voel ik zijn ruwe lippen op de mijne. Ik voel tranen in mijn ogen prikken. Misschien had hij mij toch maar moeten slaan. Ik voel me nu nog machtelozer. Nog zieker. Ik hoop dat ik hem aansteek zo.

Als hij eindelijk klaar is grijnst hij weer. Ik veeg mijn tranen weg. P  legt weer zijn hand op mijn voorhoofd. ‘’Ik denk dat Jazzie ook koorts heeft.’’ Weer veegt hij zijn hand af aan zijn shirt. ‘’Mag ik een paracetamol?’’ vraag ik amper hoorbaar. ‘’Misschien,’’ antwoord hij. ‘’Misschien ook niet.’’

‘’Alsjeblieft.’’ P  haalt zijn schouders op. Ik weet wat hij wilt horen, maar ik vertik het om het nog een keer te zeggen. P  kijkt me afwachtend aan. Ik zucht. Wat heb ik eigenlijk nog te verliezen?

‘’Alsjeblieft papa.’’

JazzWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu