Hoofdstuk 18

197 22 2
                                    

Mijn ademhaling wordt steeds sneller. Ik kan niet meer helder denken en begin domweg te rennen. Rechtdoor. Door de voortuin van P. Ik laat voetstappen achter in de vieze grond in de voortuin. Ik hoor P  schreeuwen. "Kom hier vies mormel!" Ik ga nog sneller rennen. Ik schreeuw om hulp. Ik kom bij een straat. Ik zie geen mensen op de straat. Ik woel hulpeloos met mijn handen door mijn haar. "Wat...?" stamel ik in mezelf. Tranen prikken in mijn ogen. Ik ren snel weer verder in de hoop dat ik iemand zie. Als ik achterom kijk zie ik het enge gestalte van achter me aan rennen. Ik snik. "JAZZ!!" gromt P. Ik moet snel iemand vinden, P  is duidelijk sneller dan ik en kan me dus zo inhalen.

Ik kom bij een parkje aan en zie een vrouw die de hond uitlaat. Eindelijk. Iemand. Een gevoel van blijdschap gaat door me heen. Ik ren als een gek naar de vrouw toe en pak haar mouw. Ik ben als een gek aan het hijgen. "Mevrouw," stotter ik. De vrouw kijkt me met open ogen aan. De hond ruikt aan me en blaft daarna. Ik begin te huilen. "Mevrouw," stamel ik. De mond van de vrouw valt open. Ze rukt haar arm los. "Ben jij nu helemaal betoeterd?!" zegt de vrouw geschrokken. "Mevrouw, er zit een man achter me aan en... en hij doet heel eng en hij denkt dat ik Jazz ben en..." breng ik uit. De vrouw loopt langzaam bij me vandaan. "Ga hulp zoeken," zegt de vrouw die steeds meer bij me vandaan gaat. Ik kan mijn oren gewoon niet geloven. "Maar hij zit achter me aan en hij gaat mij pakken. Help me nou!!" De vrouw doet alsof ze het niet gehoord heeft en loopt weg. Het hondje blaft nog even naar me en volgt dan de vrouw. Ik kijk achter me en zie niemand. Geen P. Niks. Alleen weg en stoep. Toch heb ik het gevoel dat hij me nog steeds achteraan zit, dus maak ik dat ik weg kom. Ik ren domweg het park in.

Als ik even gerend heb stop ik bij een boom. Ik probeer weer op adem te komen, maar dat gaat heel moeilijk. Mijn keel zit dicht. Een dikke traan glijdt over mijn wang. Ik weet niet wat ik moet. Zodra er iemand langs komt, smeek ik hem of haar om hulp. Helaas komt er niemand langs. Ik ga weer staan en loop het parkje uit. Ik heb het ontzettend koud. Ik loop naar een huis. Misschien is er iemand die mij kan helpen. Ik bel aan. Niemand doet open. Ik bel nog een keer aan in de hoop dat iemand open doet. Maar helaas is dat niet het geval. Ik kijk om me heen. Dit wijkje is heel afgelegen. Ik slik. Ik heb zo'n enorme dorst. Ik wil wat drinken. Dit is toch niet normaal. Ik was bij een of andere gek, en dan ontsnap ik, maar niemand is op straat en de enige die op straat was, was een vrouw de me voor gek verklaarde.

Ik kijk om me heen. Ik ben nog steeds zo bang dat P  ineens uit het niets opduikt. Ik kijk in de verte, en zie een gestalte. Ik kan niet het niet goed zien omdat mijn ogen heel vochtig zijn van het huilen. Maar als het gestalte begint te rennen, maak ik dat ik weg kom. Weer terug het parkje in. Na een paar seconden kan ik al niet meer. Ik snik. Ik moet doorrennen, als hij me nu pakt kom ik nooit meer weg. "Jazz!!" hoor ik. Nu weet ik zeker dat het P  is. Ik blijf doorrennen. Mijn benen blijven in beweging. Nog steeds ben ik in het park. Ademen gaat ontzettend moeilijk doordat mijn keel pijn doet, mijn keel voelt opgezwollen. Ook is mijn conditie in die tijd flink afgenomen, en dat merk ik.

Ik struikel. Opeens struikel ik over een tak. Een dikke oude tak. Snel sta ik weer op en strompel verder. Ik heb ontzettende pijn overal maar ik moet doorrennen. Ik kijk achter me. P  rent grijnzend achter me aan. "Kom maar," zegt hij met zijn walgelijke stem, "Kom maar Jazzie." Ik sprint verder, maar P  komt steeds dichterbij. Ik ren allemaal weggetjes in zodat ik hem kwijtraak maar niks lijkt te werken. probeert me te grijpen. Hij heeft me bijna. Ik voel zijn vingertoppen die mijn rug raken. Ik hoor hem ook hijgen. Kom op Jasmine, kom op. Ik kan niet sneller. Ik kan gewoon niet sneller dan dit. Ik voel de hand van op mijn schouder. Snel schud ik de hand van me af. zwaait met zijn handen. Ik blijf verder rennen. Ik zie allemaal bomen om me heen. Ben ik serieus een bos in gerend? Ik zie gelukkig nog een weg waar ik soms een auto voorbij zie komen. Dit is mijn kans! Ik ren naar de weg toe. Het is nog best ver. Ik hoor P  achter me grommen. Hij probeert me nog steeds te grijpen.

Opeens voel ik twee sterke armen om me heen en een hand voor mijn mond. Ik schreeuw het uit, maar door zijn hand hoor je het half. Ik probeer mijn mond open te krijgen, maar het lukt niet. Met mijn elleboog por ik naar achter in de hoop dat ik raak. Ik raak hem, maar het doet hem niks. Dan schopt hij me. Ik val neer en voel nog een trap. De hand is van mijn mond en ik gil het uit. "Ik ben Jazz niet!!" krijs ik. slaat en schopt me. Het doet vreselijk veel pijn. Als ik nu weer terug bij ben, kom ik nooit meer weg. Ik vrees het ergste.
pakt me bij mijn haren en sleept me mee. Ik schreeuw. "Jij bent nog nooit zo stout geweest," snauwt hij. Ik grom. "Ik haat je echt," bijt ik hem toe. P  geeft een ruk aan mijn haar en ik val op de grond. Dan rukt mijn haar weer omhoog. Als ik weer sta kijk ik recht in de ogen van P. "Jij bent zo lelijk," zeg ik met mijn tanden op elkaar. Zijn ogen worden groot en hij ontbloot zijn tanden. Hij zwaait mijn haar in het rond. In een reflex grijp ik zijn arm, maar het heeft geen zin. Mijn hoofdhuid bonkt. Alles doet pijn. Hij laat mijn haar los en pakt me vast. Hij kijkt me strak in mijn ogen aan.

"En nu ga je luisteren."

JazzWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu