Hoofdstuk 12

208 18 9
                                    

Sara’s p.o.v

 

Daar zit ik dan. Vol spanning zit ik op de bank in de woonkamer naar de huistelefoon te kijken. Mijn vader en moeder zitten naast me en staren ook naar de huistelefoon. ‘’Kom op,’’ mompelt mijn vader ongeduldig. Als de klok 6 uur slaat begint mijn ademhaling te versnellen. Als ik naar mijn moeder kijk, zie ik dat haar ogen groot worden. Ze begint ook sneller te ademen. Als ik naar mijn vader kijkt zie ik dat zijn handen een beetje trillen. Hij spant zijn kaak aan. ‘’Kom op nou!’’ mompelt hij iets harder dan net.

Dan gaat de telefoon. Mijn vader grijpt de telefoon en doet de luidspreker aan. ‘’Ja, met John,’’ zegt mijn vader aan de telefoon. ‘’Hallo, we zijn naar het huis van Jan Houten gegaan en hebben het huis doorzocht, maar tot mijn spijt hebben we niks gevonden,’’ zegt de man aan de telefoon. Mijn vader zucht. ‘’Eén kamer had onze aandacht,’’ gaat de man aan de telefoon verder. ‘’Het was een soort kelder, de trap ging alleen niet ver naar beneden. Er lag in de kamer een matras. Het was een vies matras. We zagen dat het gebruikt was, het was zelfs nog een beetje warm.’’ ‘’Jass…’’ fluistert mijn moeder. Ze heeft traanogen. ‘’De man die het huis bezit laat hier alleen niets over kwijt. Hij zegt dat het matras daar al een tijd ligt en het wel jaren oud is. Hij heeft het daar neergelegd omdat hij het matras ergens kwijt wou. We geloven niks van wat de man beweert en proberen de kamer waar het matras lag verder te onderzoeken. We hebben Jasmine er niet gevonden.’’ ‘’Dank u wel, agent,’’ zegt mijn vader tegen de man aan de telefoon. ‘’We melden het u als we meer weten.’’ ‘’Ja, bedankt,’’ stamelt mijn vader. De man heeft opgehangen en mijn moeder barst in huilen uit. ‘’Het kan toch niet dat zo zomaar ontvoerd is?’’ snottert mijn moeder. Mijn vader neemt haar in zijn armen. ‘’Ze vinden haar, het komt goed.’’ Ik loop naar boven. Eenmaal op mijn kamer trap ik tegen het nachtkastje. Ik ben boos, nee, woedend. Ik wou dat ik zelf eens met die Jan Houten  kon praten. Hij was die man die me van de fiets duwde.

Het was ook allemaal zo ingewikkeld. Wat moest hij in godsnaam met haar? Ze had niks fout gedaan. Ik weet nog dat ik vroeger altijd haar kleren wou lenen. Ik ben altijd al lang geweest waardoor ik al haar kleren paste. Haar schoenen deed ik ook altijd aan, we hadden dezelfde maat. Ik doe nu niets meer van haar aan, het doet me er alleen maar aan denken dat ze er niet meer is. Die kleren stonden haar immers ook veel beter. Ik was altijd jaloers op haar figuur. Zij zei ook altijd dat ze jaloers was op mijn figuur.

Ik kijk in de spiegel die in mijn kamer staat. Dat had ik niet moeten doen, ik schrik van mezelf. Mijn haar zit ontzettend slordig en mijn ogen zijn helemaal rood. Gelukkig dat ik nooit mascara opdeed, dat zou anders helemaal zin uitgelopen. Ik had helemaal niet in de gaten dat ik huilde.

Het voelt net alsof Jasmine dood is. Dat ze dood is en nooit meer terug komt. Dan ik niemand meer heb waar ik tegen op kan kijken. Dit is alleen nog erger. Nu is ze er niet en je weet niet wat er met haar gebeurt. Misschien zit die ene man wel aan haar? Of mishandelt hij haar? Jasmine waar ben toch?

*   *   *

Ik gooi de deur achter me dicht en mijn schooltas gooi ik op de bank. Ik zie dat mijn moeder in de keuken is. Ze hoort te werken nu. ‘’Mam,’’ zeg ik, ‘’je moet echt weer gaan werken, straks verlies je je baan nog.’’ ‘’Vast niet,’’ snikt mijn moeder. Mijn moeder is al een paar weken niet op haar werk geweest. Ze heeft het geprobeerd, maar het lukte haar niet. Ze kon zich niet concentreren en werd naar huis gestuurd. Ze is helemaal de weg kwijt en elke dag wordt het weer erger. Mijn vader maakt zich ook al zorgen over mam.

Ik geef mam een knuffel. Als ik haar loslaat kijk ik in haar rode ogen, ze heeft gehuild. Vroeger heb ik mijn moeder nooit zien huilen, nu zie ik dat bijna elke dag. ‘’Het spijt me zo,’’ piept mijn moeder, ‘’morgen probeer ik het weer.’’ Dat heeft ze vaker gezegd, maar daar is ook niks van gekomen.

Even later komt mijn vader thuis. Hij ziet zijn vrouw daar, wenend. Dan kijkt hij naar mij. ‘’Is ze weer niet naar haar werk geweest?’’ zucht mijn vader. Ik schud mijn hoofd. ‘’Sandra, je zou proberen naar je werk te gaan.’’ Mijn vader loopt de keuken in. ‘’Morgen ga ik het echt proberen,’’ snikt mijn moeder. ‘’Sandra, je zou het vandaag ook proberen!’’ ‘’Maar het ging echt niet,’’ en mijn moeder barst weer in huilen uit. En dit gebeurt bijna elke dag nu. ‘’Het is ook moeilijk voor mij en ik probeer het ook gewoon!’’ ‘’Maar het lukt me gewoon echt niet!’’ Ik loop naar boven, hier kan ik niet meer tegen. We zullen straks vast ook niet meer fatsoenlijk eten. Mijn moeder is ook wel eens naar boven gegaan tijdens het eten, mijn vader bracht haar toen ‘avondeten op bed’. Mijn moeder heeft het zwaar, dat snap ik, maar wij ook en het wordt er niet beter op als ze de sfeer nog erger maakt dan het al is. Ik heb begrip voor haar, maar soms gaat het te ver.

Ik hoor voetstappen op de trap en gesnik. Mijn moeder gaat in haar bed liggen. Als ze de deur van de slaapkamer heeft dichtgedaan hoor ik haar ontzettend hard huilen. ‘’Sara, kom je eten?’’ roept mijn vader. ‘’Ik kom,’’ en ik ga mijn bed af en loop naar onder.

‘’Eet mam weer niet mee?’’ mompel ik. ‘’Ja,’’ zegt mijn vader kortaf. Hij brengt een bord eten naar boven, voor mijn moeder. Als we klaar zijn met eten dekken we de tafel af en doen we de vieze borden in de vaatwasser. Ik kijk op het klokje van de magnetron.

1 maand en 19 dagen vermist

Veel te lang gewoon. Ik wil huilen, maar liever niet waar mijn vader bij is. Als ik nu ook de hele tijd huil, zal dat mijn vader geen goed doen. De telefoon gaat en mijn vader loopt er ongeïnteresseerd naartoe. ‘’Met John Davis,’’ hoor ik hem zeggen. Ik ga weer naar boven. Ik hoor mijn moeder mijn naam snikken. Ik doe de deur open en zie het bord op haar bed. Het bord is nog helemaal vol. ‘’Ik kreeg geen hap door mijn keel,’’ snottert ze. Ik zucht en pak het bord met eten. Mijn moeder eet ook nog slecht. Ze eet eigenlijk helemaal niet. Ik zie wel dat ze iets dunner is geworden, niet veel dunner, maar dat ze wel wat kilo kwijt is. Ze is ook al wat slapper, wat minder energiek. Ze heeft geen energie meer. Ik doe het overgebleven eten in een pan, misschien hebben we er morgen wel wat aan. Onze hond komt ook de keuken binnengewandeld. Dat is waar ook, hij heeft nog geen eten gehad deze avond. Ik vul zijn bak met brokken en loop naar de woonkamer. Mijn  vader heeft net opgehangen. Ik ga op de bank zitten. De ogen van mijn vader zijn groot en hij trilt een beetje. Ook zijn ademhaling trilt. ‘’Wat is er pap?’’ vraag ik nerveus. ‘’Jasmine,’’ stamelt mijn vader, ‘’zij was daar.’’ Mijn ogen worden nu ook groot. ‘’Wat?!’’ roep ik. ‘’Ze hebben in die kelder een haar gevonden en later ook nog een wat opgedroogd bloed.’’ ‘’Was ze bij die.. die Jan?!’’ roep ik. ‘’Ja, ze was daar.’’

JazzWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu