Ik denk aan Poekie. Poekie, dat kleine lieve poesje dat er altijd voor me is geweest. Zijn mooie, groene ogen die me altijd opwachten. Om mij de warmte en liefde te geven die ik nodig had in mijn leven. Hij zal nu veilig zijn. Dat briefje aan zijn rug blijft wel zitten, iemand zal hem wel vinden. Hem beschermen, net zoals ik deed. Mijn handen trillen in de zakken van mijn vest. Niet van de kou. Maar van wat ik van plan ben. Ik heb er al langer over nagedacht. Iedereen zal blijer zijn. Op school is er geen aandacht treskter meer. Mijn pleegouders kunnen rustig verder drinken, zonder dat kind boven. Iedereen zal blijer zijn. Het spoor is schoongemaakt, en er rijden alweer treinen overheen. Ik loop er rustig langs, ondanks mijn zo verzwakte lichaam. Ik heb mijn muziek weer op. Jankliedjes, maar ze maken me niet meer rustig. Ze beschrijven mij. Hoe ik nooit liefde kon vinden, hoe ik mishandeld werd, hoe ik bestoten werd. Ik had hier nooit moeten zijn. Nooit op deze school, nooit op deze wereld. Ik ben alleen maar een stuk verdriet waar niemand meer iets aan heeft. Ik kijk vooruit. Ik zie de Prinsjesbrug al. Er raast een trein onder, steeds verder weg van mijn bereik. Sterk loop ik door naar de brug, terwijl nare gedachtes mijn hoofd vullen. Sletje, dat is wat ik ben. Een vieze slet die beter weg kan. Ik denk aan iedereen, die nu blijer zal zijn. Ik stap de brug op. Het is rustig en koud. Ik loop naar de goede hoogte, en kruip over het muurtje van de brug. Mijn benen bungelen in de koude middaglucht. Ik probeer aan wat leuks te denken. Groep 4. Toen ik en Aya beste maatjes waren. We speelden spelletjes, aten lunch samen, renden samen rond. We waren zo extreem blij. We wisten niet wat daarna zal gebeuren. Katie en Mark kwamen op school. Namen me van haar weg. Ik hoor een trein aankomen. Zuchtend zet ik me schrap voor het einde. Het einde van Sletje. Over minder dan een paar seconden ben ik op een veilige plek. Met mama, en papa. Ik duw mezelf van de brug, en landt op het spoor. Ik sta op, het felle licht van de trein schiet achter me vandaan. BOEM. De trein slaat hard in op mijn lichaam. Ik voel er niks van. Sletje is dood. Candy is dood.
Candy's brief :
Aan de meneer/mevrouw die deze brief leest,
U kent mij vast niet, en ik u niet. Maar dat maakt niet uit. Als u deze brief leest, heeft u vast mijn zwarte kater Poekie gevonden. Bedankt daarvoor. Ga niet op zoek naar mij, ik ben al overleden.
Mijn naam is, of was, Candy. Op school ook wel ''Sletje'' of ''De nationale schoolslet''. Ik was geadopteerd en zat op middelbare school ''De veilige haard''. Ik was 15 jaar oud. Ik woonde aan een klein hutje aan het spoor, dat onder de Prinsjesbrug gaat. In dat hutje ligt voedsel, kleren, schoolboeken en een schrift. Dat schrift is ook wel mijn dagboek. Dat dagboek is van uiterst belang! Breng het alstublieft naar de politie. Mijn enige wens is dat Poekie naar mijn gymleraar Peter gaat.
Probeer me maar niet meer te helpen. Het is toch te laat. Ik ben hulpeloos en kan beter meteen weg.
Met vriendelijke groet,
Candy van Dijk 1998-2014
Nou...... Dat wass uhm.... emotioneel, voor mij dan. Nou mensjes, dit is NIET het einde van het boek! ''WAT? Maar ze is dood! Wat nu dan!?'' Maak je geen zorgen. Ik heb nog wat ideetjes voor dit boek. Ps. Hoofdstuk 15 is een speciaal, het is niet echt iets voor het verhaal maar ja... het helpt je wel om kleine dingetjes te begrijpen.
JE LEEST
Candy, dat ene meisje.
Dla nastolatkówCandy is een 15 jarig meisje. Ze heeft haar echte ouders nooit ontmoet, en heeft geen vrienden. Haar pleegouders zijn alcoholisten en dwingen haar in sletterige kleren over straat te gaan. Op school wordt ze geslagen, uitgescholden en als afval beha...