Hoofdstuk 39

99 8 0
                                    

Het is een regenachtige dag. Druppels vallen uit de lucht. In de auto spiegel zie ik mijn spiegelbeeld. Ogen rood van het huilen en mijn schouders hangen naar beneden. Daar sta ik dan, in pak. Ik sla mijn ogen neer en loop achter de mensen aan. Correctie, de mensen lopen achter mij aan. Ik loop het gebouw in en kijk op. Daar staat het. De kist met haar erin. Ik ga op de voorste rij zitten en staar na de foto die op een tafel staat. Bloemen en kaarsjes erom heen. Ik sluit mijn ogen en luister naar het gesnik om me heen. Ik kijk om me heen en zie hem staan in een hoekje. Een lach op zijn gezicht. Mijn moeder kijkt me bezorgd aan. Maar ik kijk snel de andere kant op. Ik wil geen medelijden. Het is mijn schuld. Ik moest niet achter haar aan gaan, niet naar haar huis gaan om mijn excuses aan te bieden. Ik kijk links van me, haar ouders zitten daar arm in arm. Wat is erger dan horen dat je "vermiste" kind opzoek was naar haar ouders en toen is vermoord? Is ze vermoord? Ik weet het niet. Ze heeft het in ieder geval niet overleefd. Mijn ogen staan weer vol met tranen en er ontsnapt er een die over mijn wang rolt. Ik veeg hem niet weg. Een leeg gevoel in mijn borst, alsof mijn hart eruit geprikt is met een mes en in stukken is gesneden. De momenten dat ik thuis kom en er niemand is. Zij is er niet om me hallo te zeggen, te vragen hoe mijn dag was en me op te vrolijken. Ik luister naar de persoon die praat. "Susanne was een meisje die veel van balspellen hield." Fout. Susanne haatte balspellen, ze hield van dansen, zwemmen en muziek luisteren. Ik heb zin om weg te rennen, haar achterna te gaan om haar te kunnen zien als een engel, met die mooie witte vleugels. Ik sta op mijn beurt. Ik zeg niks maar ga achter de piano zitten en speel baby. Haar favoriete liedje op de piano. Ik heb hem haar geleerd. Tranen rollen over mijn wangen terwijl ik de toetsen indruk. Bij elke toets zie ik Susanne voor me, de mooie vrolijke Susanne. Ik blijf zitten als ik klaar ben en kijk naar de kist die met bloemen is bedekt. Maar ik kan haar zien. Haar neus, haar handen, haar gesloten ogen en haar mooie lippen. Ik zie elk stukje en sta op. Ik loop naar de kist en blijf staan. "Ik hou van je, ik kom eraan." En met die woorden loop ik weg. Niet naar mijn plek, maar weg uit het gebouw, weg van alle mensen en weg van alle pijn.

Our friend Justin BieberWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu