XVIII

14 1 0
                                    

Hij vertrouwde het niet. Deze missie was lastminute doorgekomen; S.H.I.E.L.D. had tijd nodig gehad om te bepalen of The Avengers nodig waren, of een SWAT team niet simpelweg volstond. Dat laatste had niet het geval gebleken, want nu waren ze hier en Tony wilde het liefst meteen rechtsomkeert maken bij het onderbuikgevoel dat hij van deze plek kreeg. Zijn onderbuikgevoel had er niet vaak naast gezeten in zijn leven. Als het opspeelde, dan liepen hij en anderen gevaar en konden ze echt beter maken dat ze wegkwamen.

'Er is hier niks. Laten we gaan.' Hij keek gespannen de donkere ruimte rond. Ze waren in een loods – want waarom ook niet? – en de playboy was het angstige gevoel bekropen dat zelfs zijn harnas hem hier niet uit zou gaan redden.

'We hebben amper gekeken.' Barton trapte een ton omver, keek of erachter iets schuil ging. Loos alarm: de loods was leeg.

'Stark heeft gelijk,' zei Steve, alsof de man de enige was die opmerkte hoe gespannen de uitvinder was, 'Deze plek is verlaten.'

Iron Man zette een behoedzame stap naar voren. Hij keek om zich heen. De hal was zo donker, zo duister; hij kon amper zijn teamgenoten onderscheiden van de achtergrond. Weinig licht was voor hem meer dan voldoende om goed te zien, maar geen licht was zelfs voor hem te weinig. Hij tikte tegen zijn helm. Er sprong een zaklampje uit dat een ronde vlek scheen op de betonnen vloer.

'We verdoen onze tijd.' Hij schopte een steentje weg, bestudeerde de grond, zocht naar tekens, signalen dat iemand hier was geweest. Niks. De vloer was vuil op een verlaten manier. Niemand had hier in geen tijden een voet binnen gezet.

'Nog even,' ook Wilson leek ervan overtuigd dat ze hier iets zouden vinden, iets wat een laatste inspectie waard was.

'Antonius,' klonk het amper hoorbaar in het donker. Tony spitste zijn oren. Zijn nekharen rezen ten bergen. Hij draaide zich met een ruk om, staarde in het niets.

Zijn team leek niks gehoord te hebben.

'Antonius.'

Stark ademde diep in, deed eerst alsof hij niks gehoord had, hooguit een vliegje had willen wegslaan. Antonius. De naam kwam hem vaag bekend voor, vond weerklank in een dieper deel van zijn ziel. Alsof het mijn naam is. Hij was eeuwen geleden vergeten hoe hij heette, had teveel namen bedacht en gedragen om nog langer te onthouden welke de zijne was.

'Ik heb je gevonden,' klonk het zachtjes, wispelend, 'Gevonden heb ik je.'

'Is er iets, Stark?' Het was Romanoff.

Hij schudde gehaast het hoofd, wilde daarmee ook de stem verjagen. Maar die bleef, zong nog één keer zijn dreigende woorden: 'Antonius toch. Je dacht dat je me kon ontlopen?'

De Avenger hield het hoofd koel, wist dat dit niet het moment zou zijn waarop de stem zou toeslaan. Dit was een waarschuwing, onschuldig voorspel om de daadwerkelijke jacht straks interessanter te maken voor beide partijen.

'Ik krijg je wel, rotjong.'

Tony beet zijn kiezen op elkaar, ademde geschokt uit. Nu al? Hij had eerlijk gezegd niet verwacht zo snel te horen van Kronso. Erik Federsons woorden waren beangstigend geweest – hadden een daadwerkelijke dreiging bij zich gedragen – maar het ware slechts woorden geweest. Nu hadden Kronso's eigen woorden geklonken en dat was een waarschuwing die de superheld niet langer kon negeren.

'Als je zo bang van hem bent, waarom doe je dan niet harder je best om hem te ontlopen?'

Zoon van de wereld | Tony Stark en Sherlock Holmes fanfictieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu