XXVII

11 1 0
                                    

Met een kreet spreidde hij zijn vleugels. Hij had het wezen horen aankomen. Bomen werden omver gedrukt door een machtig groot beest. Tony sprong van de grond, klapwiekte wanhopig tussen de laaghangende takken door. Hij had de staat niet eens weten te verlaten na de ontdekking van het team en nu had Kronso hem gevonden en de jacht weer geopend.

Hese krijsen kwamen uit zijn bek naar buiten. Stark probeerde zich stil te houden, maar dit keer was de angst te groot, de strijd binnenin hem te heftig. Hij vocht tegen de verleiding, bleef wild met zijn vleugels slaan. Hij ging zich niet gewonnen geven, niet na zolang te hebben geleefd.

Als hij het niet voor zichzelf deed, dan maar voor Arno en Natasha, of desnoods voor zijn vader.

'Dit keer heb ik je, Antonius!'

De uitvinder had zo lang in vrede kunnen leven. In de moderne wereld was er geen plek voor wezens als Kronso, er was geen ruimte voor het creatuur om te jagen. Tony had met een gerust hart kunnen rondwaren over de aarde, had mensen leren kennen en levens geleefd zonder de angst. Er had geen opgejaagd gevoel bestaan in de 20e eeuw en voor lange tijd had dat zich voortgezet in de 21e eeuw. Nu was die periode van vrede en rust voorbij en leek Kronso sterker terug te zijn gekomen.

'Nooit!' Hij lachte, dwong zichzelf te lachen. Een pleziertje zou hij ervan maken, ook deze keer. Zelfs nu zijn bestaan echt bedreigd werd, ging hij er een spel van maken, zou de jacht beschouwen als een game.

Zijn vleugelslagen waren krachtig, zelfverzekerd. Hij sloeg zich een weg omhoog, tussen de takken door, naar de donkere nacht toe. Hij ging het halen. Ook deze nacht zou niet zijn laatste zijn.

'Dom van je om 's nachts toe te slaan!' riep hij uitdagend.

Een hand schoot uit de bomen omhoog, miste hem op een haar na. Tony liet zich geschrokken vallen, draaide zich onderweg om. Hij landde op vier poten op de bosgrond, zette het op een lopen. Kronso's logge gestalte schoof achter hem aan het woud door.

Stark versnelde. Hij was in het voordeel door zijn omvang. Kronso nam bomen mee in de achtervolging; Tony ontweek ze zigzaggend.

Hij was niet ver gekomen sinds de aanval op Miranda; de Compound lag vlakbij. Het voelde alsof die plek zijn enige hoop ging zijn, zijn enige kans op een overwinning. De ceremonie die hem in zijn midden gevangen had in dat spookstadje had een inbreuk gedaan op zijn krachten, zijn gezondheid. Miranda's bloed ging hem daar niet van genezen - dat zou te makkelijk zijn geweest. Eeuwen rondzwerven op de aarde in ballingschap had Tony dat wel geleerd.

Het leven deed niet aan shortcuts.

The Avengers zouden te druk zijn met de dreiging van Kronso om Tony op te merken, en als ze hem al zouden zien dan zouden ze Kronso als een prioriteit stellen. Tegen de tijd dat het creatuur was afgeschrikt, zou Stark de benen hebben genomen.

Hij ging dit overleven. Hij moest wel. Hij was de laatste van zijn soort.

'Zij kunnen je niet redden, knul!' brulde Kronso. Het beest probeerde op demonische wijze zich een weg bij hem naar binnen te praten, twijfel te planten in dat koppie van hem.

'Maar jou ook niet!' De billionaire vloog het bos uit, gleed met maaiende poten over het grasveld achter de Compound. Hij had zijn team eerlijk gezegd niet buiten verwacht. Geschrokken door hij weg voor een pijl van Barton, maakte zich uit de voeten voor Falcons glazen veren.

Het genie richtte zich op van de grond, veranderde in zijn normale gedaante. Hij draaide zich om, voelde hoe zijn pantser zich rond zijn lichaam sloot. Waar zijn team op hem richtte, hield Tony zijn wapens gericht op Kronso die in al zijn woeste glorie door de rand van het woud brak.

Zoon van de wereld | Tony Stark en Sherlock Holmes fanfictieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu