XXXIV

13 1 0
                                    

Er was zoveel fout gegaan voordat het daadwerkelijk uit de hand was gelopen in de Hemel. Lucifer had grensoverschrijdend gedrag vertoond voordat God kwaad genoeg op hem was geworden dat de engel meende dat hij het zelf beter wist, beter kon ook; Samuel was een geschikter kandidaat voor Gods positie dan God zelf.

Antonius had naïef zijn schouders opgehaald bij zijn vaders relaas, had niets gezocht achter Samuels kritische woorden over God, over hoe de Hemel was verdeeld en de wereld vormgegeven. De jongen had nog in geen duizend levens de naderende strijd kunnen zien aankomen.

Het was beangstigend geweest toen zijn vader andere rebellerende engelen de strijd in leidde. Voor zijn ogen was zijn volledige familie uiteen gevallen. In de chaos had niemand naar hem en zijn broer en zus omgekeken. Engelen waren vastberaden tegen engelen ten strijde getrokken.

De drie nazaten van Satan hadden zich angstig verborgen.

'Het zal nooit lang meer duren nu,' ademde Natasha in het donker.

Antonius voelde de Hemelbeek rond zijn enkels stromen, hoorde het kabbelende water dat deels werd overstemd door de geluiden van de strijd. Vleugelslagen klonken zwaar door de lucht, paardenhoeven roffelden in de verte als een naderende donderstorm.

'Ze maken wel vaker ruzie,' voegde Arnos toe.

Antonius maakte zich nog net wat kleiner toen een gil het wateroppervlak deed rimpelen. Hij hoorde zijn eigen ademhaling, zijn hart dat als een bezetene in zijn borst klopte. Hij probeerde zijn broer en zus te zien in het donker.

'Hoe erg kan het zijn?' grapte Natasha luchtig.

Hadden ze het toen maar geweten, hadden ze toen maar geweten hoe erg het werkelijk zou zijn. Ze hadden nog kunnen vluchten, zich in de uiterste hoeken van de Hemel kunnen verbergen. In plaats daarvan waren ze blijven zitten.

Ze hadden de benen moeten nemen, hun eigen kleine opstand moeten beginnen in dat exacte moment. Ze hadden moeten verdwijnen. Misschien waren ze dan nooit op de Aarde terecht gekomen.

Ze hadden zwijgend toegekeken hoe op die noodlottige dag hun volledige familie voor hun ogen uiteen viel. Ze hadden moeten toezien hoe God hun vader verbande naar de donkere krochten van de hel.

Antonius had niks gezegd, niets gedaan, zich niet verroerd. Dat allesvernietigende oordeel – 'Verban ze! Verban ze allemaal!' – had denderend in de Hemel geklonken en zelfs toen had Antonius geen stap weten te verzetten. Zelfs toen zijn leven die neerwaartse spiraal van ellende was ingestuurd door het machtigste wezen in het universum, had hij niet eens een zacht geluid uitgestoten.

Het kon de angst zijn geweest, of een verlammend ongeloof over de vurige strijd die had gewoed binnen de familie. Misschien had hij niks gezegd en niets gedaan omdat hij het zijn vader toewenste, dat vreselijke lot dat de Gevallen Engel wachtte als de nieuwe heerser van de hel. Maar het kon net zo goed het ongeloof zijn geweest dat alle wilskracht en het denkvermogen had weggestouwd. Hij had simpelweg niet kunnen geloven dat God Samuel zo zwaar strafte voor een pietluttig opstandje.

Natasha had gelijk gehad: wanneer maakte de engelen eens geen ruzie?

Blijkbaar was een opstand God toch teveel geworden, want hij had Lucifer verbannen en nu zouden ook Antonius en zijn broer en zus de hemel uit worden getrapt en niemand zou het voor hen opnemen. Geen enkele engel zou in de verdediging springen, want diep van binnen waren ze allemaal opgelucht dat de kinderen van hun broer niet meer in hun gelederen rondhingen. Ze waren blij dat het nageslacht van een engel gestraft werd, alsof de engelen geloofden dat het de schuld was van de kinderen dat ze geboren waren – niet die van de ouders.

Antonius had toch niet de rebelse engel Samuel als vader uitgekozen? Lucifer had besloten zich voor te planten met Eva. Antonius was daar het ongelukkige resultaat van geworden.

'Waarheen?' klonk het vanuit de massa engelen die met neerkijkende blik de drie kinderen van de duivel in zich op nam.

'De aarde,' sprak God.

Terwijl Antonius met zijn broer en zus werd weg gedirigeerd, richting de Hemelpoort om vandaaruit voor altijd te worden afgestoten door zijn familie, realiseerde de jongen zich nog niet dat er eigenlijk geen plek was op de aarde voor schepsels als hem. Hij kwam uit het Hiernamaals, was weliswaar nooit gestorven, maar toch zeker wel dood volgens de wetten van Gods geschapen wereld.

Voor hij het wist, voelde hij tussen zijn vingers ijzig zand, zakten zijn knieën weg in de grond van een haast verlaten Aarde. Hij wist diep van binnen dat er ergens mensen rondzwierven op deze barre vlakte, maar voorlopig zag het er niet naar uit dat hij ze tegen zou komen.

Had hij toen maar geweten dat de natuurwetten waaraan God de aarde had onderworpen hem en zijn broer en zus in bloedzuigende nachtwezens had veranderd.

Hadden ze het maar geweten. Misschien hadden ze dan een eind gemaakt aan hun bestaan voor het goed en wel begonnen was.

Zoon van de wereld | Tony Stark en Sherlock Holmes fanfictieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu