Hoofdstuk 15

965 63 13
                                    

Ik word wakker op een zacht bed. Er ligt een grijze deken over me heen en slaperig kijk ik op. 
'W-wat?' fluister ik als ik de kamer in. Het is een vrij donkere kamer waarbij het meubilair van donkerkleurig hout is gemaakt. Ik slik bij het aanblik en voel enige stress en paniek opkomen. 
'Waar ben ik?' fluister ik tegen mezelf. Trillend stap ik uit bed en kijk verbaasd om me heen. Ik ben niet meer in het kasteel, niet meer bij Maria, niet meer bij Daniel. Er klinkt gekraak bij de deur en de deur zwaait open. Van schrik doe ik een stap achteruit als ik Culain zie staan. 
'Jij vieze...' roep ik. 
'Niet boos worden,' zegt hij snel. 
'Niet boos worden?' schreeuw ik verbaasd. 'Waar ben ik?' 
'Hier...' 
'Ik kan die grap niet waarderen,' zeg ik arrogant. 
'Ik beloof je, er gaat je niks gebeuren.'
'IK VROEG WAAR IK WAS!' 
'Ja, je bent in het fort van de euhm... mensen met de zwarte giften. Zwarte sneeuw, ga zo maar door.'
'W-waarom ben ik hier?' 
'De leider wilde je spreken,' zegt Culain nonchalant. 
'Ik... ik wil hier weg,' zeg ik abrupt. 
'Als je nou even een minuutje wacht.' 
'Ik ga geen minuutje wachten.' Ik probeer me langs Culain te manouveren maar hij pakt me vast. 
'Laat me.. laat me los.' Culain houdt me in een stevige greep totdat ik uiteindelijk wat kalmeer. 
'Kalm?' Ik snuif en rustig laat hij me los. Ik zet een stap bij me vandaan en draai me met een ruk om waardoor ik mijn vuist recht in zijn gezicht stomp. 
'Godver!' Er stroomt bloed uit zijn neus en verbaasd kijkt hij me aan. Ergens ben ik blij dat mijn vader me dat heeft geleerd. 
'Dat was niet nodig!' schreeuwt hij terwijl hij het bloeden probeerde te stoppen.
'Jawel...'
'Hoezo?!' 
'Je pakte me vast...' 
'Zeg dat je een grapje maakt,' snauwt hij boos terwijl hij de rug van zijn hand tegen zijn neus aan drukt. 
'Aah, dat doet pijn.' 
'Ik heb geen spijt,' zeg ik abrupt. 
'Nee dat merk ik,' zucht hij. Er klinken voetstappen en angstig ga ik wat verder bij Culain staan. Er verschijnt een jonge man, ik gok rond Maria's leeftijd, die nieuwsgierig om de deur kijkt.
'Zo hé, wat heb jij gedaan Culain?' roept hij verbaasd en lachend. 
'Dat mens daar heeft mijn neus volgens mij gebroken.'
'Nou ik moest de jongen van Faustus langsbrengen. Maar dit had ik niet verwacht,' zegt hij met een dikke grijns op zijn gezicht. 
'En wie ben jij?' roep ik verbaasd.
'Mark... mijn naam... is niet zo bijzonder.'
'Nee, nee niet echt,' zeg ik hoofdschuddend. 
'Maar voordat je nog meer mensen hun neus gaat brengen,' zegt Mark. 'Denk ik dat je iemand wel even wil zien.' Hij loopt de kamer binnen terwijl hij de elleboog van iemand vasthoudt die hij mee de kamer in trekt. Van verbazing slaak ik een gilletje.
'MITCHEL, VERDOMD!' Ik ren naar hem toe en omhels hem zo hard dat we bijna omvallen. Mark sluit de deur en ik voel de hand van Mitchel over mijn rug heen glijden. Voorzichtig kijk ik omhoog en hij glimlacht naar me. 'Oh wat heb ik jou gemist,' fluister ik zacht. 
'Ik jou ook,' fluistert hij. Ik druk mijn gezicht in zijn trui en geniet even van het moment dat ik bij iemand ben die in dezelfde situatie als mij zit. Voorzichtig laat ik hem los en bekijk ik hem goed. Hij wat aan de magere kant maar zijn ogen stralen helder. Al heeft hij wel een grote blauwe plek vlak onder zijn oog. 
'Wat is er gebeurd?' vraag ik zacht. Ik raak met mijn vinger voorzichtig de plek aan en hij krimpt ineen. 
'Ik heb een tak tegen mijn gezicht aan gekregen toen we naar huis probeerde te gaan.' 
'En dan zit er nog steeds een blauwe plek?' 
'We dachten eerst dat hij daar is gebroken had, alleen ik ben geen dokter,' zegt Mark schouderophalend.
'Jij bent niet echt slim hè?' zegt Mitchel. 
'Niet echt, maar je kan wel met me lachen.' Hij steekt twee duimen op en Mitchel en ik schudden beiden onze hoofden. 
'De leider wil Avaline waarschijnlijk wel spreken.' 
'Mag Mitchel mee?' vraag ik met lichtelijk angst. 
'Sorry, hij vraagt alleen om jou,' zegt Culain. 
'Ik wil niet...' zeg ik. 
'Niet om je wilde dromen te verpesten, maar er valt hier niet zoveel te willen. Je kan de neus van Culain breken maar niet van driehonderd anderen,' zegt Mark alsof er niets aan de hand is. 
'Hij is niet gebroken trouwens, hij staat alleen een beetje scheef.' We kijken met zijn drieën verbaasd naar Culain. 
'Een feitje..' zegt hij. 
'Nou, kom, we willen de leider niet laten wachten.' Mark loopt naar Mitchel toe en pakt hem stevig bij zijn arm. Ik zie Mitchel ineenkrimpen bij de greep van Mark. Hij heeft niet alleen op zijn gezicht blauwe plekken. 
Mark en Mitchel verlaten eerst de kamer en daarna loop ik met Culain mee door de gangen. 
'Hoelang is Mitchel hier al?' vraag ik.
'Sinds de storm. We hadden hem gevonden vlak voordat ik jou vond met de patrouille van Maria. Hij zat alleen onder de blauwe plekken. Een storm kan veel schade toe richten.' Ik knik begrijpelijk. 
'Voordat je denkt dat we hem mishandelt hebben ofzo,' zegt Culain er vlug achteraan. 
'Nee nee ik begrijp je,' zeg ik met een kleine glimlach.
'Mooi.' Zwijgend lopen we verder. 
'Het spijt me van je neus Culain,' zeg ik uiteindelijk. 
'Het geeft niet, ik overleef het wel,' zegt hij kortaf. 
'Maar hij was zo mooi...' We kijken elkaar even aan en barsten dan in lachen uit voor de deur van de leider. 

MissWinterWonderland {Voltooid}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu