40. Ontnomen

35 2 0
                                    

"Welkom terug", glimlacht Rob met de tranen in zijn ogen. Voorzichtig gaat hij door de haren van zijn vriendin. Ze kijkt gedesoriënteerd om zich heen en voelt de tranen al opkomen. "Rob, wat is er aan de hand?" Snikt ze. 

Voordat Jamie ook maar iets meer duidelijkheid kan winnen, loopt er al een dokter de kamer in. De man checkt snel de statistieken en komt dan bij het bed staan. "Goeiemiddag Jamie, hoe voel je je?" Jamie kijkt op naar de stem maar kan de persoon niet identificeren. 

"Pijn", zucht ze, vechtend tegen de tranen. Rob veegt trillend zijn eigen tranen weg en wrijft weer zacht over haar boven arm. "Wat is er gebeurd?" Vraagt ze opnieuw. De man rechts van haar schraapt zijn keel en bedenkt even snel wat hij wel en niet gaat vertellen.

"Je bent op een andere auto geklapt en onwel geworden." Jamie sluit even haar ogen en in vage flashbacks herinnert ze zich het weer. De flashbacks worden steeds levendiger. Ze hoort de ambulance en ziet de felle lichten nog, ze voelt de klap weer en snakt weer naar adem. 

Ze hoort iemand schreeuwen, de hoge stem. "Jamie!" De harde klap en het is doodstil. Haar ogen schieten open en kijken nu snel de hele kamer rond. Maar nee, ze is er niet. Nergens. "Melissa?!" Rob zijn geruststellende glimlach vervaagt en verandert in een zorgwekkende blik. "Melissa", fluistert hij nog zachtjes. 

Hij kijkt op naar de man tegenover hem en na een vragende blik en goedkeurend knikje laat hij hem het woord doen. 

"Melissa was toen de ambulance ter plekke was al overleden, een fatale klap tegen haar achterhoofd moet het zijn geweest." 

Jamie's adem stokt in haar keel. De kamer draait om haar heen, de woorden van de man tegenover haar echoën door haar gedachten. Melissa, haar jongere zusje, haar beste vriendin, was dood en dit was haar schuld, zij zat achter het stuur. Ze probeert de pijnlijke waarheid te verdringen, maar het is onmogelijk.

"Nee... Nee, dat kan niet," fluistert Jamie, haar stem breekt terwijl ze de tranen probeert te bedwingen. "Dit kan niet waar zijn."

Rob's hand grijpt de hare, maar zijn grip voelt hol en ver weg. "Het spijt me zo, Jamie," zegt hij zacht. Zijn ogen weerspiegelen dezelfde wanhoop en verdriet die Jamie voelt, maar ook een schaduw van iets anders, iets wat Jamie niet direct kan plaatsen.

De man tegenover haar – waarschijnlijk een dokter – kijkt haar aan met een medelijdende blik. "Je hebt een zware klap gehad, Jamie. Het is een wonder dat je het hebt overleefd."

Jamie probeert zijn woorden te verwerken, maar haar gedachten blijven teruggaan naar het moment van de crash. Ze ziet weer de felle lichten van de tegenligger, hoort de schreeuw van Melissa. Het voelde alsof de tijd vertraagde, elke seconde een eeuwigheid, elke geluidsgolf een donderslag.

"Ik reed," mompelt ze, zichzelf beschuldigend. "Het is mijn schuld."

Rob schudt zijn hoofd en knijpt in haar hand. "Het was een ongeluk, Jamie. De politie zei dat de andere bestuurder op de rem trapte en jij geen kans had om te reageren."

De woorden brengen weinig troost. De schuldgevoelens blijven zich als een verstikkende deken om haar heen wikkelen. Ze probeert zich te herinneren wat er precies gebeurde, maar alles blijft in fragmenten terugkomen.

"Hoe lang..." begint Jamie, maar haar stem faalt haar. Ze slikt en probeert opnieuw. "Hoe lang ben ik weg geweest?"

"Weeks," antwoordt Rob. "Bijna een maand."

Een maand. Het voelt onwerkelijk, alsof de tijd heeft stilgestaan terwijl zij in het donker was. Jamie kijkt naar haar handen, die rusten op het ziekenhuislaken. Ze zijn magerder dan ze zich herinnert, haar huid bleek, van wat er te zien is. 

 "En de andere bestuurder?" vraagt ze, niet zeker of ze het antwoord wil horen. Rob zucht. "Hij is ook overleden. Het was... een zwaar ongeluk."

Er valt een zware stilte, gevuld met het gedempte gezoem van de apparaten rondom haar bed. Jamie sluit haar ogen, de vermoeidheid overweldigt haar. Ze voelt zich leeg, uitgeput door het verdriet en de schuld.

"Wat nu?" vraagt ze uiteindelijk, haar stem nauwelijks meer dan een fluistering. Rob's grip verstevigt. "We nemen de tijd die je nodig hebt om te herstellen. Ik ben hier voor je, Jamie. Samen komen we hier doorheen."

Maar Jamie weet dat niets ooit meer hetzelfde zal zijn. Elke stap vooruit zal zwaar zijn, elke dag een strijd om door te gaan. 

"Papa en mama?" Rob knikt en gaat weer teder door haar haren heen. "Die zijn er met een kwartiertje, ze hebben de begrafenis al helemaal gepland en willen je het plan voorleggen als jij daar ook behoefte aan hebt." Jamie knikt zachtjes en probeert met haar trillende hand de tranen weg te vegen, wat vrij moeizaam gaat door de verslapte spieren in haar beschadigde pols. 

Rob veegt met zijn duim een paar tranen onder haar ogen weg en kust haar zacht. 

Nadat de dokter zeker is dat het wel goed komt met de vrouw, loopt hij de kamer weer uit en laat hij de twee eindelijk alleen. Voor het eerst in bijna een maand kunnen ze weer samen zijn en elkaars aanwezigheid waarnemen. 

"Rob, ik wil Melis, dit kan ik niet zonder haar." Robbie knikt zacht en legt zijn hoofd tegen haar schouder. "Ik weet het liefje", zucht hij. Hij gaat niet zeggen dat het wel goed komt, hij gaat niets erkennen of ontkennen, hij kan dat allemaal niet. Hij kan niks anders doen dan in de stilte naast haar zitten en hopen dat Jamie hier ooit nog bovenop komt. 


Niet veel later lopen twee mensen de kamer binnen. Rinus en Sam rennen naar hun dochter toe, ze hebben huilend naar het ziekenhuis gescheurd toen ze hoorde dat hun dochter eindelijk haar ogen weer opende. 

Rob zet een stap opzij en kijkt met een brok in zijn keel toe. De twee kussen hun dochter huilend en blijven maar overspoeld door emoties tegen haar praten. 

Rinus loopt al snel weer de kamer uit, zonder maar een woord te zeggen. Rob volgt de man snel  naar de gang en komt bij hem staan. Hij slaat een arm om de snikkende man heen, waarop Rinus zich huilend tegen zijn schoonzoon laat vallen. 

"Ze lijken te veel op elkaar, ik kan het nog niet zien zo Rob, het spijt me zo erg." Rob weet even niks te zeggen of doen, behalve troostend over zijn rug te wrijven. "Ik weet het Rinus", zucht hij.

Rob zag het ook. Dezelfde blauwe ogen en blonde haren, dezelfde lippen en kuiltjes als ze lachen, dezelfde humor en dezelfde stijl. Ze waren net een tweeling. 

"Ze was pas zeventien", snikt Rinus weer. "Ik weet het", herhaalt Rob steeds. Haar verjaardag zou volgende maand zijn, maar ze zou die achttien jaar nooit op haar ID hebben staan. Voor altijd zeventien. 


Met elkaar komt alles goed, toch?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu