Hoofdstuk 19: Het Kasteel en de Oplossing

1 0 0
                                    

Toen Robin en Marian wederkeerden naar het kasteel, wierp Robin een doordringende blik op het dampende water in de badkuip, als een krijgsman die zijn tegenstander in de ogen keek. Zijn metgezellen, Kleine Jan, Will Scarlet en Frair Tuck, stonden aan de zijde van Marian, hun gezichten de uitdrukking van zowel vertedering als bezorgdheid.

"Robin," sprak Jan met een mengeling van verbazing en afschuw, "ik weet dat gij uw vrijheid vindt in het woud, maar dit, dit is een stap te ver."

Will Scarlet stootte Jan aan met zijn elleboog, maar zijn aandacht was niet bij Robin. Zijn hand was juist bezig met het verhelpen van de jeuk die hij had opgelopen tijdens hun tocht door het woud, precies daar waar het niet hoort. "Dit kan niet blijven. Je stinkt sterker dan de herten in het woud," murmelde hij, nog steeds niet in staat zich helemaal te concentreren op hun gesprek.

Frair Tuck, die zich voor geen van hen schaamde, zat met een grijns op zijn gezicht en krabde ook aan zijn eigen ongemak. "En ik heb er nog een andere geur bij te voegen," riep hij uit, grappend, maar met de geur van zweten door hun vele dagen in het woud.

Robin rolde met zijn ogen, een blik van verwaarlozing in zijn ogen. "Ik heb belangrijker zaken op mijn hart dan baden."

Frair Tuck kwam dichterbij, zijn ogen vol van humor, en brak in een luide lach uit. "Robin, ik kan je al ruiken van hieruit! Het wordt hoog tijd dat we je bevrijden, niet van de sheriff, maar van jezelf!"

De luidruchtige discussie werd echter snel overstemd door een resoluut plan, gesmeed door zijn gezellen. Met de overtuiging van Frair Tuck en de brute kracht van Kleine Jan werd Robin zonder veel genade richting het bad geduwd. Zijn protesten waren krachteloos, zoals die van een dier dat zich verzet tegen een onvermijdelijke lot.

"Rustig, Robin," lachte Will Scarlet, "dit is nog de meest barmhartige daad die je ooit zult ondergaan."

Voordat Robin in de badkuip kon stappen, moest hij eerst op Marian's stoel zitten. De houten stoel was oncomfortabel, maar het was de enige manier om het grootste vuil van zijn huid te verwijderen. Robin schuifelde heen en weer, zijn handen jeukend aan zijn armen, terwijl de vervelende jeuk, veroorzaakt door het vele vuil en de lange tijd zonder wasbeurt, hem in de greep hield. Het was alsof zijn huid protesteerde tegen de slechte behandeling die het had ondergaan. Zijn ogen vernauwden zich van frustratie terwijl hij zich opnieuw krabde, dit keer harder dan voorheen, bij zijn zaakje.

Kleine Jan, Will Scarlet en Frair Tuck deden hetzelfde, hun handen overal krabben, maar zonder een enkel woord naar Robin. Ze waren allemaal zo gefocust op hun eigen ongemakken dat ze niet eens merkten hoe ongemakkelijk Robin zich voelde. Alleen Marian keek Robin met bezorgdheid aan, haar stem rustig maar dwingend.

"Robin Hood, je hebt geen idee wat je jezelf aandoet," zei Marian met een mengeling van spot en bezorgdheid in haar stem. "Hoe kun je zo lang zonder water blijven? Je huid is als schors, en je stinkt als een rottende tak."

De woorden van Marian kwamen hard aan, maar Robin wist dat ze gelijk had. Will Scarlet en Kleine Jan waren echter veel te druk met hun eigen ongemakken om hem te berispen, bezig met het verhelpen van hun eigen jeuk. Robin kon het niet laten een gefrustreerde zucht te laten ontsnappen.

"Je hebt echt geen idee hoe goed je jezelf maakt met al die excuses," zei Marian met een zachte lach, terwijl ze een stuk zeep uit de kom nam en het tussen haar handen wreef, de schuimige massa al bereid om zijn lichaam te reinigen.

Robin zuchtte diep, zijn ogen gericht op de rimpelingen in het water, die zijn ongemak weerspiegelden. "Moet dit echt?"

"Ja, Robin. Dit moet echt," antwoordde Marian vastbesloten. Ze stapte dichterbij, haar handen voorzichtig uitstrekkend om zijn schouder aan te raken. "Blijf stil zitten, het zal voor ons beiden gemakkelijker zijn."

Met zorg en vindingrijkheid begon Marian zijn schouder zachtjes te wassen, het schuim glijdend over zijn huid. Robin keek naar haar handen, die vakkundig over zijn huid bewogen, terwijl hij zijn ogen afwendde, om zijn ongemak te verbergen. Wat hij niet had verwacht, was het onbedoelde gevoel van geruststelling dat door hem heen stroomde.

Toen Marian haar werk beëindigde, liet ze haar handen voorzichtig zakken. Ze keek Robin aan, haar ogen vol verwachting.

"Goed, nu ben je schoon," zei ze, haar glimlach zacht en geruststellend, waardoor Robin bijna vergat hoe ongemakkelijk hij zich voelde. "Nu moeten we naar de toekomst kijken. Maar er is een probleem," voegde ze toe, haar stem plotseling ernstig.

"Wat?" vroeg Robin, zijn nieuwsgierigheid groeiend, hoewel hij zich afvroeg wat haar volgende zet zou zijn.

Marian glimlachte geheimzinnig. "Ik zou niets liever willen dan met jou trouwen," sprak ze zacht, de woorden als een zachte belofte in de lucht hangend.

Het Zwarte WaterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu