Hoofdstuk 8: Een Liefde in de Schaduw van Sherwood

3 0 0
                                    

De nacht viel stil over het woud van Sherwood, de schaduwen diep en het maanlicht mild, als een zilveren sluier over het kamp gespreid. Robin hurkte neer, zijn adem in de keel gesmoord, terwijl hij met zorg de kluiten modder van het aangezicht der vrouw voor hem veegde. Gaandeweg onthulde zich het bleke gelaat van Lady Marian, en zijn hart miste een slag. Zij had het kamp bereikt, doch haar reis had haar zwaar geteisterd. Krassen en schrammen sierden haar tere wangen, haar klederen waren gescheurd en haar eens zo weelderige lokken hingen in warrige klitten, doorspekt met twijgen. Haar adem ging onvast, haar lippen gebarsten en droog, doch Robin zag nog steeds de zachte trekken van de vrouw die hij liefhad.

"Marian," fluisterde hij, zijn stem trillend van smart en zorg. Hij knielde neer, hief haar slanke gestalte behoedzaam op en klemde haar tegen zich aan, als ware zij kostbaarder dan goud. Kleine Jan, die naast hem stond met een mengeling van verbijstering en bezorgdheid in zijn blik, opende zijn mond om te spreken, maar Robin weerhield hem.

"Ga, Jan," zei hij vastberaden, zijn ogen donker van ernst. "Laat mij alleen met haar."

Kleine Jan aarzelde, doch zag hij de ijzeren wil in Robin's blik. Hij knikte, zijn brede schouders verzonken in de duisternis terwijl hij zich verwijderde. Robin droeg Marian naar een grote houten ton, gevuld met water dat eerder op de avond was verwarmd. Met zorg zette hij haar neer, haar gewicht te licht voor een vrouw van haar statuur. Zijn handen rustten even op haar schouders, zijn duimen zacht glijdend over haar huid, als om haar lijden weg te strijken. Hij pakte een linnen doek, doopte deze in het lauwe water en begon voorzichtig haar gelaat te reinigen. De modder week onder zijn aanraking, onthullend de vertrouwde contouren van haar trekken. Toen hij haar verwarde lokken met zijn vingers ontwarren wilde, slaakte Marian een zwakke zucht. Haar ogen, dof van vermoeidheid, openden zich langzaam. Haar blik ontmoette de zijne, en een klein, moeizaam glimlachje brak door de schemer van haar gelaat.

"Robin," fluisterde zij, haar stem schor, doch gevuld met een stille kracht die hem diep raakte.

Hij boog zich dichter naar haar toe, zijn voorhoofd bijna het hare rakend. "Gij zijt veilig nu, Marian," sprak hij zacht, zijn woorden een belofte. De geur van het vochtige bos mengde zich met die van het warme water, doch zelfs nu kon hij de zachte geur van haar huid ontwaren. Zijn hand gleed langs haar kaak, zijn vingers teder als een zomerse bries. Hij zocht in haar ogen naar toestemming, en vond daar een stille overgave. Langzaam boog hij zich voorover en drukte zijn lippen op de hare—zacht, voorzichtig, maar met een vurigheid die sprak van onuitgesproken woorden en gekoesterde hoop. Toen hij zich terugtrok, zag hij hoe tranen in haar ogen welden. Niet van verdriet, maar van vreugde en erkenning.

"Niemand zal u deren," fluisterde hij, zijn stem laag en vol overtuiging. "Niet zolang ik adem heb in mijn longen."

Een traan rolde langs haar wang, maar haar glimlach bleef, zwak maar oprecht. Voor het eerst sinds lange tijden voelde Marian zich werkelijk veilig, beschermd door de man die haar hart gewonnen had en haar naar de veilige schoot van Sherwood Forest had gebracht.

Het Zwarte WaterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu