11. Peter

25 3 0
                                    

Ik kon niet meer helder nadenken. Ik had me gewoon laten gevangen nemen. Zo dicht bij mijn vrienden en nog konden ze me niet helpen. Ze denken vast dat ik wel ontsnap of om middernacht weer vrijgelaten word. Ik zag de situatie al voor me. Eén van hen zou vragen om mij terug vrij te laten maar onze tegenstander zou van niets weten.
Ik zat nog steeds op mijn stoel. Als ik één beweging maakte hadden ze het direct gezien. De jongen van de liaan die zo te zien Maarten heette sleep een mes en de andere die Tom heette probeerde de juiste frequentie te krijgen met een grote radio in een hoek van de kamer. Nog even hoorde ik de stemmen van mijn vrienden in de kamer naast ons. Ik kon hen niet roepen of waarschuwen. Ik ving flarden van hun gesprek op:' Ze zal zich wel bevrijden', ' We zien haar wel terug om middernacht', 'Ze staat hier in no time terug', ' Ze zal wel haar zwaard in hun rug steken en dan komt ze terug'. Ze bleven nog meer dan een half uur in de kruin van de boom rondhangen. Na veel protest van Lise en Louis vertrokken ze weer. Nog even hoorde ik hun stemmen op de trap. Nu was ik echt verloren, mijn vrienden waren weg, ik zat gevangen en zou weldra gedood worden en alle mensen van Amania teleurstellen. Dikke tranen rolde over mijn wangen. Maarten draaide zich even om en zag dat ik huilde. Met het mes dat hij sleep tilde hij mijn kin op zodat ik hem moest aankijken. Hij zette een gemaakt verdrietig gezicht op en deed een pruillip. Ik keek hem expres niet aan, ik gunde het hem niet. Tom had ondertussen ook door wat er gebeurden achter hem. Hij draaide zich ook om en zei met een fake stemmetje:' Moet je huilen? Ben je verdrietig?'. Ik had zo'n zin om iets terug te antwoorden maar bedacht me gelukkig.
Plots hoorde ik een stem in mijn hoofd. Eerst dacht ik dat ik gek werd. Maar die stem, ik herkende hem: het was die van Peter. Hij zei iets tegen me maar het kwam van heel ver. ' Er komt hulp uit onzichtbare hoek.'. Ik snapte niet wat hij ermee bedoelde en wist al helemaal niet zeker of het Peter was.

Naar mijn gevoel was er zeker meer dan drie uur voorbij gegaan. Na ongeveer 2 uur had Tom eindelijk de juiste frequentie gevonden. Ik hoorde gesprekken tussen meerdere stemmen en af en toe zei Tom ook iets. Ik was er niet gerust in, de gesprekken gingen over mij, over hoe ik zou overgebracht worden en gedood worden. Er werd geklopt op de muur en ik hoopte stiekem dat het 1 van m'n vrienden zou zijn maar ik had het mis. Er klonk een lage stem die zei:' Kwelgeest vleermuis omega clown'. Tom ging naar de muur en zei:' Wachtwoord correct'. Hij legde zijn hand tegen de muur en er kwam een grote gespierde man door de muur. Hij werd gevolgd door nog 3 mannen en 2 vrouwen. Ze waren allemaal helemaal zwart gekleed en zagen er depressief uit. De grote gespierde beval:' Maak haar los!'. Maarten en Tom deden wat hen opgedragen was en maakten me los. Alle mensen in de kamer gingen rond me staan zodat ik zeker niets kon uithalen. Tom legde zijn had weer op de muur en we stapten er allemaal door. Even aarzelde ik en algauw voelde ik een scherpe punt in mijn rug. Ik kon ontsnappen wel vergeten. We kwamen terug in de kruin van de boom met het mooie uitzicht. Het maakte me nog verdrietiger. Dit was misschien wel een van de laatste keren dat ik daglicht zie. Het luik naar de trap ging open en de mannen voor me gingen er door. Opeens hoorde ik achter me een van de vrouwen op de grond vallen. De andere keek geschrokken naar haar vriendin en viel dan zelf ook neer. Tom kwam direct naar boven en duwde me tegen de muur zodat ik niet weg kon glippen. De ander 4 keken wat er aan de hand was met de 2 vrouwen. ' Ze zijn verlamd door een zwaard.' , concludeerde Maarten. Iedereen begon rond zich te kijken maar zag niemand. Maartens blik viel op mij. 'Controleer haar wapens!', beval hij. Maar ze vonden niets. Mijn pijl en boog en zwaard waren al afgenomen en meer wapens had ik niet. Met een bedachtzame blik wende hij zijn ogen af en keek door de kamer. Er verschoof een stoel zonder dat er iemand tegen stootte. De gespierde man liep naar de plek en stak zijn handen uit. Hij bewoog ermee in de lucht tot hij iets vast nam. Of beter gezegd niets. Hij nam niets vast dat ik kon zien. Hij schudde er mee en even dacht ik dat hij gek geworden was maar er kwam echt een stem uit. Het was die van Louis. Opeens verscheen hij met een lijkbleek gezicht. ' Louis!', zei ik verbaasd. ' Dus jullie kennen elkaar?' zei Maarten op een irritant toontje. Tom haalde zijn mes weer uit en zette het tegen mijn keel. ' Jij loopt voorop en zwijgt. Vanaf we beneden zijn begeleiden we je persoonlijk heel ver weg van hier. Je haalt niets uit of zei lijd meer pijn dat ze verdiend. ', zei de gespierde man. Zo gingen we naar beneden.

Wanneer we beneden waren begeleiden 2 mannen Louis het bos in. Ik had geen idee hoe ver of naar waar ze hem brachten. Hij had me proberen te redden, hij had wel dood kunnen zijn. Weer liepen er tranen over mijn wangen. Door al deze gebeurtenissen was ik extra emotioneel. Vlug veegde ik mijn tranen weg en probeerde mij sterk te houden.


Ondertussen waren de verlamde vrouwen terug bijgekomen en zich bij ons aangesloten. Maarten nam een Amagische sleutel en stak hem in de lucht. Weer zag ik zoals die keer met Daan dat log donker gebouw met een lucht dat op onweer staat. Ik haalde diep adem en stapte door de poort.

We kwamen bij de ingang en werden opgewacht door een kleine, ongeschoren, kalende, onverzorgde, dikke man. Iedereen boog voor hem en prevelde iets dat klonk als 'ongeinig'. Tom fluisterde in mijn oor: ' Buig voor Epior, onze meester en zeg ' O heilige'. Met veel tegenzin boog ik voor de man die me zo meteen zou doden. ' Ah, ik zie dat jullie je taak hebben uitgevoerd. Breng haar naar de cel waar haar broer verblijft. Zo kan ze haar laatste uren bij haar broer door brengen.', zei Epior grijzend.
Het gebouw was vochtig en koud. Sommige muren waren beschimmeld en het rook er overal anders. In de ene gang rook het naar stinkkaas, de andere naar rotte eieren. We kwamen bij een grote ijzeren deur. Tom deed alle sloten open en liet me naar binnen. Hij leek een beetje verdrietig toen hij de deur dicht deed.
Ik kwam in een met moeite verlichte cel. Hij was niet groot en had geen ramen. In een hoekje lag een jongen te slapen. 'Dat moest mijn broer zijn', dacht ik. Ik rende er naar toe en schudde hem wakker. Hij opende langzaam zijn ogen en schrok dan. 'W,w,w,wie ben jij?', vroeg hij angstig. 'Ik ben Violet, je tweelingzus.', zei ik. Zijn brein moest zo te zien nog even op gang komen. Maar toen drong het tot hem door. 'VIOLET!!', riep hij luid. We gaven elkaar een knuffel. Hij stond recht en wandelde naar een lichter deel. Nu ik hem in het licht zag, zag ik dat hij hier al lang moet gezeten hebben; zijn haar was te lang en super vettig, zijn gezicht was vuil en zijn kleren gescheurd. 'Peter', zei ik,' ik droomde over jou toen ik nog in het paleis sliep, je werd gemarteld met een zeis en met een zwaard maar het dode je niet. Was dat echt of...'. 'Jammer genoeg was dat echt, Epior probeerde mijn hart uit te halen maar wat hij ook doet het lukt hem niet. Er komen alleen littekens bij. Hij denkt dat als jij bij me bent hij jouw en mijn hart wel zou kunnen uithalen omdat we samen zijn.', legde hij uit. Het maakte me nog verdrietiger. We zouden de laatste momenten moeten koesteren en wachten op de dood.


De gouden harten Wo Geschichten leben. Entdecke jetzt