14

119 10 2
                                    

We dwalen door de gangen op zoek naar de vrienden van Matt en Sam. Het briefje lijkt hun weer hoop te hebben gegeven. Het lijkt wel dagen geleden dat ik heb geslapen. Mijn benen zijn amper voorruit te branden. Matt lijkt het te zien en last een pauze in. Ik ga tegen de muur aanzitten en laat mijn hoofd tegen de muur rusten. Ik hoor Matt, Ian en Thomas zachtjes praten op de achtergrond. Sam zit stil voor zich uit te staren zoals gewoonlijk. Ik vecht tegen de slaap, maar ik verlies de strijd en zak langzaam weg.

Ik ben weer op die ene plek. Die plek waar ik elke droom weer terug kom. Ik ren zo hard als ik kan door de gangen. Er lijkt geen einde aan te komen. Ian en Thomas zijn nergens te bekennen. Elke keer zoek ik naar ze, vinden doe ik niet. Mijn hart bonkt in mijn borstkas en mijn ademhaling gaat heel snel. Waardoor ik wordt achtervolgt weet ik eigenlijk niet eens. Het enige wat ik weet is dat ik niet moet stoppen met rennen. Plotseling zie ik het, de uitgang! Lichtstralen verwelkomen me door twee grote deur die langzaam dicht gaan.  Ian en Thomas zijn nergens te bekennen. Wat moet ik doen? Zal ik gaan? Maar dan laat ik Thomas en Ian in de steek. Net als ik mijn keuze wil maken wordt ik vastgegrepen en een heftige pijn gaat door mijn lichaam. Ik schreeuw mijn longen uit mijn lijf als de pijn alleen maar erger word. Mijn ogen puilen uit als ik naar mijn onderlichaam kijk die in twee is gescheurd voor alles zwart word.

Ik schrik wakker en het eerst wat ik zie is het plafond. Ik knipper even en besef dat ik op iets zachts lig. ''Ian...?'' zeg ik slaperig. ''Thomas en Ian zijn zo terug.'' antwoord Matt. ''Ze zijn even rond aan het kijken. Ze vonden het belangrijk dat je even ruste.'' Ik knik en kijk recht in Matt's felblauwe ogen. Thomas' ogen zijn ook wel blauw, maar niet zo fel blauw als die van Matt ''Beetje kunnen slapen?'' vraagt hij terwijl ik overeind ga zitten. ''Als je bedoeld steeds die rare droom krijgen, dan ja. Het voelt ook niet of ik nou echt slaap. Ik ben nog steeds moe.''
Matt zucht, ''dat heeft helaas iedereen last van op dit moment.'' ik voel me een beetje ongemakkelijk als hij me diep in de ogen aankijkt. ''Weet je dat je echt prachtige ogen hebt?'' ik bloos. ''oh....euh... dankje...'' Ik kijk snel weg en weet niet goed wat ik hiervan moet vinden. ''Sorry'' stamelt Matt. Hij haalt zijn hand even kort door zijn haar en probeert het tevergeefs in model te brengen. Ik heb een raar gevoel in mijn buik en ik kan niet echt begrijpen wat.

Thomas en Ian komen binnengelopen en kijken bezorgt. Matt kijkt naar hun en ze nemen plaats bij ons. ''We hebben een tunnel gevonden.'' begint Ian. ''We zouden erdoorheen kunnen, alleen de doorgang is te klein. We moeten eerst wat spullen vinden en de opening wat groter maken, wie weet waar die tunnel ons brengt.'' vult Thomas aan. ''Een tunnel zeg je?'' Matt fronst. ''Waar zou die naar toe leiden denk je?'' Sam lijkt ook het gesprek te volgen. ''Misschien is die tunnel verbonden met het andere gebouw?'' zeg ik. ''Dat zou best kunnen.'' antwoord Thomas. ''Misschien is het juist een tunnel die ons naar een uitgang leidt!'' roept hij daarna enthousiast. ''Laten we eerst nou maar de juiste spullen vinden." antwoord Matt.  "Dan doen we dat nadat we allemaal wat zijn uitgerust." zegt Ian en gaat op de grond zitten. Thomas komt naast mij zitten. ''Heb je een beetje kunnen slapen Naomi?'' vraagt Thomas terwijl hij zichzelf uitrekt. ''Ja hoor, misschien is het verstandig als je zelf wat rust.'' hij kijkt me met een plagerige blik aan. ''slaap? pfff dat heb ik niet nodig hoor.'' toch weet ik dat hij moe is.

We liggen al even te slapen als iedereen wakker wordt van een hard geluid dat onze kant uitkomt. ''Verstop je!'' roept Matt. Matt en Sam verstoppen zich in een kast en Ian achter een boekenkast die is omgevallen. Thomas trekt mij mee achter een tafeltje. Er wordt een paar keer tegen de deur aan gebonsd en iemand komt binnen. Het lijkt wel nog donkerder te worden. Ik krijg bijna geen lucht meer en ben doodsbang. Thomas ziet het en trekt me dicht tegen zich aan. '''rustig ademen.'' fluistert hij bijna onhoorbaar. ''Bij mij ben je veilig.'' zijn stem kalmeert me een beetje.

Net als het erop lijkt dat het weer weg gaat zie ik Sam door het lokaal lopen. Ze lijkt wel bezeten. Haar ogen zijn pikzwart en ze loopt zonder emotie op de de bloederige geest van de studente aflopen. Ik en Thomas kijken ademloos toe via de rand van het tafeltje. Sam lijkt geen besef te hebben van wat er gebeurd totdat ze vlak voor haar staat. Haar ogen vergroten en ze schreeuwt zo hard dat het pijn doet aan je oren. Als ze wil wegrennen, pakt de student haar pols vast en met een enorme kracht slaat ze haar tegen de grond. Sam blijft roerloos liggen en kort daarna wordt ze aan haar pols weggesleept door de geest. Ze huilt zachtjes en kijkt hulpeloos het lokaal in, in hoop dat iemand haar komt helpen. Bloed stroomt over haar gezicht en haar neus staat in een positie waarin hij niet hoort te staan. Ze roept nog zachtjes om Matt voor ze uit het zicht verdwijnt.

Thomas heeft me nog steeds stevig tegen zich aangedrukt, bang dat als hij me loslaat ik gelijk naar Sam toe ren. Matt en Ian komen tevoorschijn en ik krijg langzaam weer meer lucht. ''Matt... waarom deed je niks.'' ik besef nu pas dat ik aan het huilen ben. Ook al kende ik Sam niet goed, niemand verdient dit. Elke keer als er iemand dood gaat word mijn hoop minder. ''Er was niks wat ik kon doen. Als ik was gaan helpen waren we er allebei geweest.'' ik keek verslagen naar de grond en begon harder te huilen. Thomas wilt naar me toe lopen, maar Ian duwt Thomas aan de kant en trekt me in een knuffel om me te kalmeren. Met een boze blik van Thomas. ''We moeten Sam vinden.'' onderbreekt Matt ons.


exitWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu