4. In huize Potter

81 7 26
                                    

Op een andere plaats, in het kleine, maar gezellige dorpje Goderics Eind was Harry Potter, samen met zijn vrouw en kinderen gesetteld na de vermoeiende strijd tegen de Duistere Heer. Het ministerie van toverkunst had hem, als minister van toverkunst, een villa in Londen aangeboden. Harry vond het echter geen probleem om iets verder van het ministerie verwijderd te zitten. Hij kon namelijk iedere dag verschijnselen, hij zag er geen probleem in. Hij had het genereuze voorstel (op een beleefde manier) geweigerd. Hij had namelijk een persconferentie gehouden waarin hij vertelde dat hij verder van de hoofdstad wou verwijderd zitten om van de rust te kunnen genieten. Dus zo kwam het dat de familie Potter terug gegaan was naar de plek van zijn oorsprong: Goderics Eind.

Het was een erg rustige ochtend in augustus. Harry zat rustig in de gezellige woonkamer op zijn bruine lederen leunstoel 'De Ochtendprofeet' te lezen. Zijn vrouw, Ginny, vond dat heel dom en onbegrijpelijk, omdat hij als minister van toverkunst toch van alles op de hoogte werd gehouden. Harry reageerde droogjes dat hij ook alles uit de ogen van het volk wou beleven, en dat hij daarom de krant kocht. Ginny schudde haar hoofd, en ze liet haar man rustig verder lezen. Zelf ging ze terug naar de keuken om rustig verder te werken aan de ovenschotel met knarlpoeder en de duivelstriksoep. Ze liet het raam wijd openstaan omdat het zo warm was geworden doordat de soep op het vuur stond te pruttelen.

Alleen wou het lot niet meegaan in het 'rustige' gedeelte van haar actie, want er kwam een brulbrief door het raam naar binnen vliegen. Harry vroeg zich af waar de postuil was, maar toen zag hij de uil (lees soepkip) van de familie Wemel de keuken binnen storten. (Ja, je leest het goed: STORTEN.) Ginny slaakte een gesmoord gilletje. Toen ze beiden van de shock waren bekomen pakte Harry de brief van Egidius aan. Onwillekeurig moest hij aan zijn overleden sneeuwuil, Hedwig, denken. Hij veronderstelde dat er iets op het werk was gebeurd, dus hij knikte geruststellend naar zijn vrouw, die wat angstvallig in de deuropening stond. Hij nam een flinke ademteug voor hij de brief opende.

"Harry Potter!! Dit is belangrijk!! De Heer van het Duister zal terugkeren door middel van de steen van wederkeer!! Wees voorbereid!!".

De brulbrief versnipperde nadat hij de laatste zin had uitgesproken. De woorden bleven maar in zijn hoofd nagalmen. Hij keek beduusd naar zijn vrouw, die geshockeerd voor zich uit zat te kijken. "Dat was Aragog.", zei Harry verbaasd, nadat hij een paar minuten voor zich uit had staan staren. 'Zou er hem iets overkomen zijn??', vroeg Ginny bezorgd. "Als hij Voldemort met zijn eigen ogen heeft zien herrijzen, dan is de kans groot van wel, ja.", antwoordde Harry grimmig. Ginny sloeg vol afkeer haar handen voor haar mond. 'Dat betekent dat er een derde tovenaarsoorlog zit aan te komen.', zei ze bang. 'Ik wil onze kinderen dat niet aandoen!', snikte ze. "Sssh! Schatje! Het is nog niet zo ver! We kunnen ons er nu nog op voorbereiden!", probeerde Harry haar te kalmeren.

"Het ministerie zou ons nooit geloven, ik wil mijn baan niet opzeggen anders kan ik de alarmerende signalen niet meer opvangen, dus we zullen zelf actie moeten ondernemen!", zei Harry beslist.

'Je hebt gelijk! Laten we de orde van de feniks weer opstarten, en andere vrijwilligers zoeken!', zei Ginny vastberaden.

'Ik zal iedereen uitnodigen deze avond met de boodschap dat het dringend is.', stelde ze voor.

"Ja, doe dat! Ik meld me ziek vandaag, en ik ga het hoofdkwartier opruimen.", zei Harry peinzend.

En met die woorden verdwijnselde hij voor het eerst in jaren weer naar het Grimboudplein 12.

Eerst schreef hij een brief aan mevrouw Jovis, waarin hij vertelde dat hij een zeer besmettelijke vorm van drakenpest had, en dat hij een week afwezig zou zijn.

Toen belde hij Ron en Hermelien op. (Hermelien had erop gestaan dat ze alle drie een gsm moesten hebben voor in noodgevallen. Op die manier zouden ze sneller kunnen communiseren in plaats van altijd die brieven te sturen. Dat was veel te tijdrovend voor bij een dringend noodgeval.). Hij beveelde hen, om het zo te noemen, om naar het hoofdkwartier te komen. Ron en Hermelien waren beiden verbaasd door dit onverwachte bevel, maar ze stelden geen vragen aangezien het vrij dringend klonk.

Hermelien en Ron hadden beiden op het werk gezegd dat er een noodgeval was waardoor ze er dringend vandoor moesten gaan. Niemand stelde vragen, omdat bij een noodgeval het welzijn van de burgers prioriteit had. Zo konden Ron en Hermelien zonder obstakels vertrekken. Later zouden ze wel een geloofwaardig verhaal vertellen.

Eerst gingen ze naaar Zweinstein om het karkas van Aragog op te ruimen, ze wouden immers niet dat studenten het tijdens de pauze in het Verboden Bos aantroffen. Dat zou te traumatiserend zijn. En zo kwam het dat het viertal (Harry, Ron, Hermelien en Hagrid) de volgende ochtend naar Zweinstein vertrokken. Hagrid hadden ze in het hoofdkwartier laten overnachten, omdat zijn emotionele toestand instabiel was. Hermelien stond erop dat hij daar zou blijven, zodat hij geen domme dingen zou doen. Toen ze die ochtend wakker werden zagen Hagrid's ogen rood van het huilen. Hermelien was radeloos geweest, en dus had ze aangeboden om mee te helpen voor de begrafenis. Harry en Ron hadden haar verbaasd aangekeken, maar ze konden geen 'nee' zeggen toen ze Hagrid's gezicht zagen opklaren.

Toen ze op de open plek aankwamen begon Hagrid weer te huilen toen hij Aragog zo zag liggen. Hij had Hermelien vastgepakt en letterlijk op haar schouder uitgehuild. Hermelien had zachtjes op zijn rug geklopt om hem te troosten en te kalmeren. Hagrid had haar spijtig aangeken en gezegd: "Het spijt me van je jasje.". Hermelien keek naar haar kleren. Op haar jasje zat aan de linkerkant één grote plas tranen. Ook zat er een veeg snot op. Ze keek Hagrid aan, en ze zei: 'Het is niet erg, dat kan ik er wel uitwassen.'.

Eerst groeven ze een enorme kuil waar ze Aragog in begroeven. Daarna zeiden ze allemaal een aardig woordje over hem en maakten ze de kuil dicht. Ten slotte legde iedereen een witte anjer op de kuil.

Post Zweinstein: MortemWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu