Hoofdstuk 13

741 49 38
                                    


Toen we het terrein opreden, minderden we vaart totdat we stapvoets reden. Halt wees op een leeg plekje in de schaduw van de boom waar nog geen tenten stonden. 'Zet daar het kamp maar op, ik ga Crowley zoeken.' En met die woorden draaide hij Abelard om en liep in de richting waar ik denk dat de commandant zit, ondertussen proberend Jagers te ontwijken die overal rondlopen. 'Ik denk dat dat de tent van de commandant is,' zei Gilan, met zijn kin in de richting van de grootste tent wijzend. Ik knikte alleen maar, mijn keel zat helemaal dicht. Tot nu toe had niemand ons nog één blik waardig gekeurd, maar ik wist dat dat snel zou veranderen.

We stegen beiden af, en maakten onze bepakking vanachter de zadels los. Ik legde het op de grond, en zadelde daarna Sabrina af. Ik wreef haar droog, borstelde haar en gaf een appel, die ze dankbaar en luid kauwend opat. Zachtjes lachend veegde ik de druppels appelsap van mijn gezicht, en gaf haar het teken dat ze mocht gaan grazen. Ze draafde gelijk naar de andere paarden, gevolgd door Bles. Ik denk dat ze van Oude Bob hadden geleerd waar ze heen moesten op de bijeenkomst, of het leek haar gewoon leuk om tijd met andere paarden door te brengen.

Naast me hoorde ik zacht gekreun en het geluid dat spieren maken als je ze uitrekt. Ik besloot Gilan's voorbeeld te volgen; van een hele dag in het zadel zitten werd je erg stijf.
Hurkend pakte ik mijn tent en de rest van de spullen die ik nodig had op. Ik had vaak genoeg gekampeerd om te weten dat je je tent niet recht onder een boom moest zetten, dus legde ik mijn spullen neer op een plek ver genoeg van de boom, maar wel zo dat hij wel schaduw bood. Naast me deed Gilan hetzelfde.

Ik had net de haringen in de grond geslagen en rekte net mijn rug even goed uit, en kreeg daarbij de schrik van mijn leven. 'Jullie eerste bijeenkomst?'
Van schrik liet ik de spullen die ik vast had uit mijn handen vallen, en draaide me tegelijkertijd om. Ik keek recht in het gezicht van een jongeman. Hij was ongeveer even groot als ik, en ik schatte dat hij een jaar of zeventien was. Zijn haar was lichtblond, bijna wit, en krulde erg. Het deed me nogal denken aan het haar van een engel die ik ooit in een kerk had gezien. Wat het meest opviel aan de jongen waren zijn ogen. Die waren blauw, maar niet zomaar blauw. Nee, ze waren heel, heel lichtblauw. Ik had nog nooit iemand gezien met zulke lichte ogen.

'Ja, klopt. We zijn net aangekomen, zoals je misschien al hebt gezien,' hoorde ik iemand lachend achter me zeggen. Terwijl ik de jongen aan het aanstaren was, was Gilan zijn tent uitgekropen en naast me komen staan. Hij stak nu zijn hand uit naar de engelachtig jongen, en zei: 'Ik ben Gilan, en dat is Carly.' Met een hoofdknikje maakt hij duidelijk dat hij mij bedoelde. De jongen schudde zijn hand, en stelde zich voor als Jonathan. Daarna stak de laatstgenoemde zijn hand naar mij uit. Ik pakte hem vast, en was verbaasd over de zachtheid ervan. Ik ben sterkere handen met meer eelt gewend, verwachtte het ook. Ik had nu ook al meer eelt op mijn handen door het omgaan met wapens.

'Ken ik jou niet ergens van?' vroeg Gilan hem. Aan zij gezicht was te zien dat hij diep nadacht.
'Dat kan wel kloppen. Ik ben opgegroeid in Karwij, en ben daar nu ook in de leer. Jij bent toch de zoon van krijgsmeester David?'
Gilan knikte eenmaal.
'Waarom ben je dan niet in Karwij gebleven? Ik heb geruchten gehoord dat je weggelopen was, en zelfs een Grijze Jager achterna bent gegaan. Ik dacht dat het gewoon roddels waren, maar nu ben ik best benieuwd of het klopt.'
Gilan zuchtte diep, ik kon merken dat hij het vervelend vond om hierover te praten. 'De geruchten kloppen. Ik ben inderdaad weggelopen van huis, en ook een Jager achterna gegaan. Alleen ging dat niet zo goed.' Hier lachte hij even zachtjes, en ik deed inwendig mee. Ik kreeg een erg duidelijk beeld in mijn hoofd van hoe het er uit had moeten zien. Jonathan daarentegen, had geen idee waarom we zo geamuseerd waren. 'En voordat je het gaat vragen, ik wilde geen ridder worden. Het bestaan als Grijze Jager leek me gewoon veel interessanter. En die Jager die ik achterna was gegaan, was trouwens Halt.' Dat laatste voegde hij er nonchalant aan toe, maar ik wist hoe blij en vereerd hij was dat hij bij Araluen's bekendste Jager in de leer was. Ik ook, moet ik toegeven.
'Jullie zijn de leerlingen van Halt?! Dé Halt?' Zijn stem sloeg over van verbazing.
'Wij allebei, ja,' mengde ik me in het gesprek.
De bijna-eng-blauwe ogen van de oudere jongen richtten zich nu op mij. Ik zag de vraag zowat opkomen in zijn hersenen. Voordat hij hem kon stellen, gaf ik al antwoord. 'Ja, ik ben een meisje. En ja, ik weet ook dat er nog nooit een meisje is geweest, maar Halt vindt dat ik de juiste vaardigheden heb om een Grijze Jager te worden. Het zij zo.' Ik liet het feit dat het dit was of opnieuw opgepakt worden voor stroperij maar even buiten beschouwing.
Gelukkig accepteerde hij mijn verklaring. Inwendig zuchtte ik, de eerste Jager die me gewoon accepteerde. Hij was nog maar een leerling, maar toch. Helaas was mijn onderbuikgevoel nog steeds sterk aanwezig. En het vertelde me dat de rest van de Jagers me niet zo gemakkelijk zou accepteren.

De Grijze Jager, De Leerlinge Uit Gallica (gaat herschreven worden)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu