Hoofdstuk 10

725 46 40
                                    

Ik hoorde Halt de veranda opkomen, en trok haastig mijn hand los uit die van Gilan, die ik nog steeds vast had. Snel bewoog ik een paar passen van hem vandaan. Ik voelde me opeens niet prettig meer in zijn gezelschap. Tegelijkertijd deed ik een schietgebedje dat Gilan niet gelijk alles aan de bebaarde Jager zou vertellen. De deur ging langzaam open, vast om ons niet wakker te maken. Toen de deur ver genoeg open was, zag ik lichte verbazing op het gezicht van Halt omdat we nog wakker waren. Toen ik een blik naar buiten wierp, zag ik dat het al helemaal donker was geworden. Blijkbaar hadden we daar langer gezeten dan ik dacht. Halt deed de deur dicht, en het vuur in de haard kwam gelijk weet tot rust. Niemand zei iets en de enige beweging die er was, was Halt die zijn mantel en pijlenkoker en boog op een paar haken naast de deur hing. Er hing een soort van spanning in de lucht, die bijna voelbaar was. Ik wist gewoon dat de Jager wist dat we een geheim hadden. Na wat een eeuwigheid leek, verbrak Gilan de stilte: 'Ik denk dat ik maar naar bed ga.' Uit mijn ooghoek zag ik Halt knikken. Ik volgde Gilan met mijn ogen naar zijn kamer. Opeens kreeg ik een raar gevoel vanbinnen, alsof iemand me aan zat te staren. Wat ook zo was, zag ik toen ik mijn hoofd omdraaide. Halt staarde me aan zonder te knipperen. Ik kreeg er kippenvel van, en voelde de haartjes in mijn nek langzaam overeind komen. Man, die ogen zijn eng. Ik wilde dat ik zo'n blik had, dan kon ik alles krijgen wat ik wilde. Toen ik dacht dat ik zijn blik echt niet langer kon verdragen, sprak de jager: 'Hoe was het Oogstfeest?'
Bij ieder ander had ik het normaal gevonden dat diegene het vroeg, maar bij Halt kwamen de haartjes in mijn nek zowat los. Hij zei het toonloos, maar dat maakte het alleen maar enger. Let wel op het feit dat hij nog geen één keer geknipperd had, en daar onbewogen stond. Ik begon te begrijpen waarom iedereen zei dat Grijze Jagers zo eng kunnen zijn. Ik was op dat moment niet verbaasd geweest als ik opeens mijn haar op de vloer had zien liggen. Ik wilde Halt wel antwoorden, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Ik moest een paar keer slikken voordat ik überhaupt iets kon zeggen. En zelfs toen kreeg ik er maar één woordje uit. 'Leuk.' Het klonk als gepiep. 'Ik ga denk ik ook maar naar bed.' Ik wist niet of Halt me kon verstaan, ik kon mezelf bijna niet eens verstaan, maar hij knikte.
'Dat lijkt me een goed idee. Morgen beginnen we weer vroeg met trainen.' Vertaling: Gilan en jij.
Blij dat ik een excuus had om de man niet meer in de ogen te hoeven kijken, liep ik snel naar de trap. Toen ik halverwege was, hoorde ik Halt me goedenacht wensen. Ik antwoordde niet, maar rende alleen de rest van de trap op.

>>>------>      <------<<<

De daaropvolgende week gebeurde er niets bijzonders. Halt vertelde dat ze snel zouden vertrekken naar de Jagersbijeenkomst, die dit jaar eerder gehouden werd dan normaal. Hij legde niet uit waarom die eerder was, maar dat verwachtten ze ook niet.

Op een zaterdagochtend liep Gilan naar Carly, die de stal aan het uitmesten was. 'Hé, Lyn. Heb je plannen voor vandaag?'
Leunend op de hooivork die ze net had gebruikt, keek ze de langere jongen aan. 'Nee, eigenlijk niet. Ik wilde nog wat gaan trainen en misschien nog een stuk gaan rijden met Sabrina. Hoezo?'
'Oh, gewoon. Ik dacht dat we onze vaardigheden in ongezien voortbewegen wel even in de praktijk konden testen.'
'Wat bedoel je?' zei ze voorzichtig en langzaam.
'Ik ben er achter gekomen dat baron Arald vandaag de hele dag in vergadering is, en ik dacht dat we misschien in zijn kantoor konden inbreken.'
Eerst staarde ze hem alleen geschokt aan, toen barstte ze los: 'Ben je gek geworden, Gilan?!'
Snel maande hij haar tot stilte. 'Stil! Wil je dat Halt het hoort ofzo?' Toen ze haar hoofd schudde, ging hij verder: 'Luister: we breken in in zijn kantoor, en kijken daar of hij ergens een boek heeft staan met daarin informatie over de Doders van D.'
Het bleef lang stil, maar uiteindelijk knikte Carly langzaam. 'Het is een goed plan, dat moet ik toegeven, maar als we gepakt worden...'
Ze maakte haar zin niet af, maar dat hoefde ook niet. 'Ik wil niet dat je je droom opgeeft voor mij, Gil. We weten allebei erg goed dat als we betrapt worden, we waarschijnlijk gelijk uit het Korps gegooid worden. Voor mij is dat niet zó erg, ik vertrek gewoon naar een ander leen, en zodra ik genoeg geld heb, naar een ander land. Maar voor jou is het een heel ander verhaal. Jij bent weggelopen van huis, hebt de kans verworpen om je vader op te volgen, en dat allemaal om een Grijze Jager te worden. Weet je zeker dat je dat allemaal wilt opgeven voor één meisje?'
Hij aarzelde niet met antwoorden. 'Ja.'
'Maar... Waarom? Waarom geef je je grootste droom op?'
Nu aarzelde hij wel met antwoorden. 'Omdat... Omdat, ik weet het niet.' Het bleef even stil tussen hen. 'Ik denk dat ik het doe, omdat ik van je... Halt komt eraan!' Dat laatste fluisterde hij. Wat Gilan wilde zeggen, kwam Carly nooit te weten, maar ze begreep wel dat nu het moment was om dat te vragen. 'Dus je ging vroeger vaak vissen?' vroeg ze daarom maar.
Gilan keek haar eerst niet-begrijpend aan, maar begreep snel wat ze aan het doen was. Ze was niet alleen over een compleet ander -en vooral veiliger- onderwerp begonnen, ze gaf hen ook een excuus om straks weg te gaan. 'Ja, klopt. In de Rivier de Tarbus kan je ook goed vissen. Ik kan het je wel leren als je het leuk vindt. Straks misschien? Oh, hallo Halt.'
Halt groette hem terug, en liep daarna verder de stal in om een emmer te pakken. Ondertussen gingen zijn leerlingen door met hun gesprekje over vissen. Eigenlijk hadden ze beiden geen verstand van vissen, maar ze deden alsof. Voor zover zij wisten, had Halt er ook geen verstand van, dus dat kwam dan weer goed uit.
Ze wachtten tot ze Halt's voetstappen niet meer konden horen, en bliezen toen tegelijk hun adem uit. 'Hoe doet hij dat?' vroeg Gilan zich hardop af. Het kleinere meisje naast hem schudde alleen haar hoofd. 'Nou zullen we dan maar gaan vissen, Lyn?'

>>>------>      <------<<<

De twee ruiters reden in draf het bospad af. Aan hun mantel te zien, waren het Jagers. Maar wie wat meer verstand had van Grijze Jagers en beter keek, zag dat de twee allebei een recurveboog voor op hun zadel hadden liggen, wat ze mankeerde als beginnende Jagersleerlingen. Beiden spraken niet, maar daar waren ze ook veel te gespannen voor. Niet dat dat te zien was; ze hadden allebei de kap van hun mantel over hun hoofd getrokken. Ze minderden tegelijkertijd vaart toen ze bij de poort van kasteel Redmont aankwamen. 'Gegroet Jagers,' zei één van de soldaten die op wacht stond. De andere knikte ze beleefd toe, en gebaarde de twee ruiters dat ze verder mochten rijden. De Jagersleerlingen waren geen onbekende figuren voor de wachters. Soms kwamen ze wel eens mee met Halt als die iets moest bespreken op het kasteel, of ze zagen ze wel eens in het dorp.

Stapvoets reden ze naar de stallen. Daar zadelden ze hun paarden af, en gaven ze wat te eten en drinken. Nog steeds zwijgend liepen ze naar het kasteel, waar ze ongehinderd door konden lopen. Ze liepen gelijk door naar de toren in het midden. Ze waren een beetje bang dat hun de toegang tot de toren zou worden ontzegd, maar de wacht die daar stond wist wel beter dan een Jager toegang te ontzeggen.

Beiden wisten door Halt's training dat het beter was om je zo normaal mogelijk te gedragen op zulke momenten. Als je een erg nerveuse indruk maakte of verdacht deed, had je veel meer kans dat je opgemerkt en gepakt zou worden. 'Ik denk niet dat Halt dit bedoelde toen hij ons dit leerde,' zei Carly zo zachtjes dat alleen Gilan het kon horen. Ze zag dat zijn mondhoeken een heel klein stukje omhoog kwamen. 'Denk ik ook niet. Hier naar rechts,' zei hij net zo zachtjes. Ze sloegen rechtsaf, en liepen de wenteltrap op die naar het kantoor van de baron leidde. Bovenaan de trap bleven ze in de schaduwen staan. Er stond een sergeant op wacht, en daar konden ze niet zomaar langs. De toren konden ze nog wel zonder problemen binnengaan, daar waren ook de klerken gestationeerd en misschien moesten ze daar wel zijn. Maar het kantoor van baron Arald was een heel ander verhaal. Vooral omdat de wachter wist dat de baron de hele dag in vergadering zou zijn, en niks gezegd had over een bezoekje van de Jagers. Ze keken elkaar aan en vroegen met hun ogen aan elkaar wat ze nu moesten doen. Heel zachtjes begon Gilan een zin te formuleren, maar brak hem toen gelijk weer af. De sergeant stond opeens op en liep naar links, van de deur vandaan. 'Wat was dat nou weer?' mompelde hij tegen zichzelf. Opeens zag hij Carly van links aankomen sluipen. 'Ik had het kunnen weten,' zei hij zachtjes tegen niemand in het bijzonder, en liep naar de deur. Snel glipten ze naar binnen, en deden de deur zachtjes dicht.
'Zoek jij aan de linkerkant?' vroeg Carly, tegelijk naar links wijzend. Gilan antwoordde niet, maar liep in plaats daarvan naar links. Carly deed de kap van haar mantel af, en liep naar rechts. 'Waar zoeken we eigenlijk naar?'
'Ik weet het niet. Misschien een boek ofzo, iets wat informatie bezit over de Doders,' antwoordde Gilan, de eikenhouten boekenkast van de baron afzoekend. Als ze dachten dat ze wat gevonden hadden, trokken ze het uit de kast en keken erin. Waarna ze zuchtten en het boek weer precies op zijn plaats terugzetten.
'Jij al wat, Lyn?'
'Nee, en jij?'
'Nee.' Hij zuchtte diep.

'En wat denken jullie dat je aan het doen bent?!' 

De Grijze Jager, De Leerlinge Uit Gallica (gaat herschreven worden)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu