Hoofdstuk 14

702 49 6
                                    

Ik werd vroeg wakker door een mug. Ik ben namelijk nogal geliefd onder het muggenvolk, en daarom zit ik altijd onder de bulten. Iemand verbaasd over het feit dat ik ze haat?
Ik was de hele nacht al wakker gehouden door dat rotbeest, want hij zat steeds bijna in mijn oor. En elke keer als ik me omdraaide om hem weg te jagen, kwam hij weer terug. En zo ging het de hele nacht door. Maar blijkbaar had zelfs ik geen aantrekkelijk plekje meer over op mijn lichaam, en is dat beest denk ik samen met mij in slaap gevallen. Alleen was hij nu weer wakker, en ik dus ook.

Geeuwend en krabbend probeerde ik dat stomme ding weg te jagen. Helaas was hij veel sneller dan ik. Na wat voelde als een halfuur had ik hem eindelijk. Sorry, had ik háár eindelijk. Toen kreeg ik letterlijk de grootste schok van mijn leven. In mijn tent zat niet één, niet twee, niet drie, maar een hele populatie muggen! Zo snel als ik kon deed ik mijn sokken en laarzen aan en greep riem met wapens, boog en pijlenkoker, mantel en wat kleren en schoot zo snel mogelijk dat muggenverblijf uit.

Daar botste ik tegen iemand op, en we vielen allebei op de grond. 'Zo, jij hebt haast. Moet je naar de wc, ofzo?' vroeg de jongen die ik herkende als Jonathan me lachend. Voordat ik kon antwoorden, riep hij uit: 'Mijn god, wat is er met je gezicht gebeurt?!'
'Dat zijn muggenbulten,' vertelde ik hem zwaar geïrriteerd, ondertussen mijn gezicht betastend. Ik voelde minstens tien bulten, allemaal even warm, rood en groot. Eenmaal op het plekje tussen mijn wenkbrauwen aangekomen, vloekte ik hardgrondig. Ik voelde een bult zo groot als een ei die doorliep naar mijn voorhoofd. Het jeukte ook als een gek.
'Hoe heb je dat dan voor elkaar gekregen? Ik zie hier wel eens een mug, maar die is altijd in zijn eentje en heel soms zijn ze met zijn tweeën.'
'Blijkbaar ben ik erg aantrekkelijk voor muggen,' zei ik nogal kribbig. Van muggen en slaaptekort werd ik altijd geïrriteerd.
'Zo, iemand heeft zo te merken nogal een ochtendhumeur.'
Ik besloot hier maar geen antwoord op te geven, en keek in plaats daarvan het terrein rond. Het was nog vroeg, de grond was nog vochtig en begon net te dampen door de regenbui van die nacht.

Jonathan merkte dat ik beledigd was, en zei: 'Het was maar een grapje, joh. Ieder heeft zo zijn ding.'
Ik zei nog steeds niets, en keek hem ook niet aan. 'Goed als ik in je tent kijk? Ik ben nu wel erg nieuwsgierig.'
Ik knikte dat hij zijn gang kon gaan, en glimlachte in mezelf. Je zou nooit een Jager tegenkomen die niet alles wilde weten. Ik pakte mijn spullen en nadat ik de viezigheid eraf had gehaald, deed ik het om en aan. Terwijl ik dat deed, zag ik dat mijn hele lichaam onder de rode bulten zat. Ik zuchtte, en wenste dat iemand die rotbeesten gewoon zou laten verdwijnen. Dan zou ieders leven een stuk aangenamer zijn, vooral het mijne.

Opeens hoorde ik gegil achter me. Een hele zwerm muggen kwam mijn kleine tentje uitvliegen, richting mij. Ik zag wat er komen ging, en sprintte er zo snel mogelijk vandoor. Die irritante kleine dingen hadden Jonathan gewoon genegeerd en vlogen gelijk richting de voedselbank. Ze moeten het vannacht heel erg naar hun zin hebben gehad, aangezien ik geen één plekje op mijn hele lichaam kon vinden waar geen bult zat. Zelfs mijn kont is niet gespaard gebleven, en ik kon zweren dat ik een paar erg warme plekjes onder mijn haar had gevoeld. Ik had bewondering voor de mug die nu nog een plekje wist te vinden.

Gelukkig had Halt ons de afgelopen maanden stevig aan onze conditie laten werken, maar die muggen hadden blijkbaar meegetraind. Ik moet het toegeven, ik had respect voor hun doorzettingsvermogen. Alleen sta ik bekend om mijn koppigheid. En als ik iets echt wil, geef ik niet op.

En nu wilde ik heel, heel graag van die muggen afkomen, dus rende ik zoals ik nog nooit gerend had. Mijn voeten leken de grond niet eens te raken, zo snel ging ik. Helaas wist ik dat ik dit tempo nooit vol kon houden, en ik keek rond of ik iets zag om me in te verschuilen. Ik voelde hoe mijn tempo langzaam afnam, maar ik had nog steeds geen schuilplaats. Toen vond de schuilplaats mij, maar zou ze je hem niet noemen. Ten eerste stonk hij erg. Ten tweede was het rond. En ten derde kwam het uit een paard. Iemand al een idee? 

De Grijze Jager, De Leerlinge Uit Gallica (gaat herschreven worden)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu