Hoofdstuk 2

1K 63 47
                                    


Mijn adem stokte in mijn keel.

De stem van de man, want het was een man, had de hinde weggejaagd. Daar ging mijn maaltijd. Misschien maar goed ook. Als ik opgepakt zou worden met een prooi zat ik vast nog meer in de problemen. Terwijl dat allemaal door mijn hoofd schoot, registreerde een ander deel van mijn hersenen een mes tegen mijn rug. Merde. 'Stop die pijl terug in de koker en laat je boog vallen.'

Ik deed wat de man me opdroeg. Hij pakte mijn boog op. Terwijl hij dat deed, zag ik een glimp van een grijsgroene mantel. Mijn vermoedens werden bevestigd toen de man me omdraaide zodat we elkaar aankeken. Een Grijze Jager. Ik zit nu echt diep in de problemen. Ik was, net als ieder ander kind, opgevoed met de verhalen over Grijze Jagers. Ook al was ik niet zo bang voor ze als gewone mensen, toch kon ik een rilling van angst door mijn lichaam voelen gaan nu er opeens eentje voor mijn neus stond. De Jager bestudeerde nog steeds mijn boog, wat mij de gelegenheid gaf hem te bekijken. Nou ja, dat was het plan. Hij had de kap van zijn mantel ver over zijn hoofd getrokken, en het enige wat zichtbaar was, was zijn peper- en zoutkleurige baard. Alsof hij mijn gedachten had gelezen keek de man op. 'Kan je het zien?' vroeg hij geïrriteerd.
Ik wist niet of ik daarop moest antwoordden, en besloot het niet te doen. Hij bracht zijn rechterhand omhoog. Ik deinsde achteruit. Met die hand hield hij het mes vast. De Jager zuchtte. Ik hoorde hem iets onverstaanbaars mompelen in zijn baard. 'Ik doe je niks.' zei hij.
Op de een of andere manier vertrouwde ik het niet. Hij duwde de kap van mijn korte mantel naar achteren. Die had ik opgedaan in de boom.
'Je bent een meisje.' zei hij. Het was geen vraag, maar een vaststelling. Toch hoorde ik, tot mijn grote tevredenheid, aan zijn toon dat hij verbaasd was. Het is erg, maar toch genoot ik ervan dat ik het voor elkaar had gekregen om een Jager te verbazen. Ja, daar was ik trots op. Ja, ik ben een verschrikkelijk mens. En ja, ik weet dat ik tegen mezelf praat. Dat doe ik veel.
De Jager stak me mijn boog toe.
Ik keek er naar en daarna naar de man die hem vast had. Hij zag blijkbaar hoe verbaasd ik was, want hij zei: 'Je doet toch niks.'
Daar had hij een punt. 'Kom mee,'
'Waar gaan we heen?' vroeg ik, terwijl ik mijn boog over mijn schouder slingerde.
De Jager zuchtte alleen maar, en liep een pad op. Ik volgde hem, ik had toch geen andere keus. Dit is niet de weg naar het kasteel. Waar gaan we heen? Er is daar alleen maar meer bos. Gaat hij me misschien toch niet arresteren? Ondertussen waren we bij een open plek aangekomen. Er stond een kleine blokhut, waar uit een schoorsteen rook omhoog kringelde. Het zag er gezellig uit. De Jager was ondertussen al naar de veranda gelopen, en stond daar op me te wachten. Snel stak ik de open plek over naar de veranda. Terwijl ik naar binnen liep keek ik rond: het huis bestond eigenlijk uit één groot vertrek, dat dienstdeed als woon- en eetkamer. In de hoek was een kleine keuken, en achterin het vertrek zag ik twee deuren, waarschijnlijk slaapkamers. Alles bij elkaar was het niet groot, maar het was schoon en gezellig. Niet iets wat ik verwacht had van een Jagershuis. De Jager had ondertussen zijn mantel, boog en pijlen aan een van de haken aan de muur gehangen. Nu zag ik zijn gezicht eindelijk. Hij had een streng gezicht, maar het ergste waren zijn donkere ogen. Zijn haar en baard waren duidelijk bijgehouden, alleen niet met een schaar. Ergens kwam hij me bekend voor. Ik zag dat ik langer was dan hij. Dat had ik niet verwacht. Ik dacht eigenlijk dat hij langer zou zijn dan ik, en ik was maar een klein beetje langer dan gemiddelde meisjes. 'Wat is je naam?'
Het duurde even voordat ik doordat dat hij het tegen mij had. 'Hè?' was mijn snuggere reactie.
De Jager zuchtte nog maar eens. 'Geen vragen met vragen beantwoorden. Ik vroeg je wat je naam was.'
'Carly.'
'Een Gallische naam.' Geen vraag, maar een vaststelling.
'Wat is úw naam?' vroeg ik, niet latend om brutaal te doen. Dat had me al best vaak in de problemen gebracht.
'Halt', was het nukkige antwoord.
Grijze Jager Halt! Ik had hem wel eens gezien in de straten van het dorpje dicht bij kasteel Redmont. Op dat moment schoot alles wat ik over hem wist, wat niet bijster veel was, me weer te binnen. Dat heb ik weer. Van alle Jagers die ik tegen kan komen, moet ik juist Halt tegenkomen.
'Gallische ouders?'
Dit keer had ik gelukkig wel door dat hij me iets vroeg. Hij leek me niet de man die zichzelf graag herhaalde. 'Mijn moeder was een Galliër, en ik ben er ook geboren. Mijn vader was een Araluener.'
'Was?'
Ik knikte.
'Dat verklaart waarom je in je eentje door de bossen zwerft, en waarom je aan het stropen was. Dit was zeker niet de eerste keer dat je het deed?'
Ik besloot geen antwoord te geven, vond Halt blijkbaar ook niet erg. Het bleef stil voor een tijdje. In het echt waren het vast maar een paar minuten, maar het voelde aan als uren. Toen begon de Jager weer te spreken: 'Goed, ik geef je een keus: of je wordt mijn leerlinge, of ik arresteer je voor stroperij en wat je verder nog op je kerfstok hebt.'
Ik kon Halt eerst alleen maar aanstaren. Toen barstte ik los: 'Dat is helemaal geen keus!' schreeuwde ik boos.
Halt haalde alleen zijn schouders op. 'Het is een keus, alleen niet zo'n hele fijne. Voor jou althans. Mij maakt het eigenlijk niet uit wat je kiest. Dus, wat wordt het?'
Weer bleef het lange tijd stil. Toen zuchtte ik diep, en sloeg mijn ogen naar hem op. 'Goed, ik accepteer je aanbod om je leerlinge te worden.'

Oké, dit hoofdstukje is wat minder, maar de volgende gaat heel anders worden.

Dag, dag mijn Jagertjes.

Xx Charlie


De Grijze Jager, De Leerlinge Uit Gallica (gaat herschreven worden)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu