Hoofdstuk 19

656 45 15
                                    

De ochtend was koud en mistig. Tot overmaat van ramp had het ook de hele nacht geregend, en het zag er naar uit dat het niet snel zou ophouden. Ik stond pas een paar minuten buiten, maar mijn mantel was nu al helemaal doorweekt en ik voelde de kou erdoorheen. Dit werd een lange, lange dag.

Voor de laatste keer controleerde ik of ik alles had. Dat was zo, en ik knikte naar Gilan als teken dat ik er klaar voor was. Op het geluid van zachte voetstappen draaiden we ons om, om recht in het gezicht van Halt te kijken. 'Succes,' zei deze. 'Gilan, jij weet de herbergen te vinden?' Toen die instemmend knikte, knikte Halt een paar keer tegen zichzelf. Het leek alsof hij iets wilde zeggen, maar hij deed het niet. 'Doe heer David de groeten. Tot over een paar weken.'

Ik knikte als afscheid, en slingerde me in het zadel. Helaas was ik vergeten dat mijn beenspieren nog niet zo soepel als eerst waren, en dat misschien ook nooit meer zouden zijn. Halverwege mijn zadel bleef ik nogal ongemakkelijk in de lucht hangen. Een duwtje onder mijn voet bevrijdde me uit mijn ongemakkelijke positie. Ik knikte Halt toe als dank, en wierp een woedende blik op Gilan die ook opgestegen was. Ik wist hoe grappig het eruit had moeten zien, maar ik kon er niet om lachen. Helaas voor mij zag ik zelfs Halt's mondhoeken lichtjes omhoog krullen. Ik keek ze beide boos aan, en zuchtte geïrriteerd. 'Gaan we nog, of blijven we hier staan totdat de regen stopt?' Ik wachtte niet op antwoord, maar zette Sabrina aan tot een lichte draf. Aan het geluid van paardenhoeven te horen kwamen Gilan en Bles achter me aan.

Na een uur begon mijn been zoveel pijn te doen, dat ik wel moest stoppen. 'Waarom ben je dan ook zo stom geweest om op de normale manier op te stijgen?' mopperde Gilan toen we een soort van beschut plekje hadden gevonden.
'Omdat,' begon ik, diep adem halend om mijn kalmte te bewaren, 'ik het haat om op de damesmanier te reizen. En Sabrina ook.'
'Als ik jou was, zou ik het toch maar doen als je nog voor de nacht Redmont uit wilt zijn.'
Een vinnig antwoord lag op het puntje van mijn tong, maar voordat ik het kon uitspreken begreep ik waarom hij zo mopperde. Gilan was bang. Bang om iedereen die hij kende uit Karwij onder ogen te moeten komen. Hij had wel zijn vader en alles wat er van hem verwacht werd laten vallen om een Grijze Jager te worden.
Ik schoof dichter naar hem toe over de omgevallen boomstam waar we op zaten, en gaf hem een bemoedigend kneepje in zijn hand. Verrast keek hij naar me op, en ik glimlachte bemoedigd naar hem. Na even geaarzeld te hebben, beantwoorde hij mijn glimlach. We bogen tegelijk langzaam naar voren, totdat hij zich realiseerde wat we aan het doen waren. Hij trok zijn hand los en stond snel op. Beschaamd schoof ik een stukje terug. 'Uhm...'
'Ja...'
'Zullen we weer verder gaan, Lyn?'
'Goed idee.'

>>>------>                                            <------<<<

Die avond kon ik de slaap niet vatten. We hadden de hele dag doorgereden en ik had, ondanks mijn afkeer ervoor, toch op de damesmanier gezeten. We hadden niet meer gesproken over wat er daar op die boomstam gebeurd was; we zeiden eigenlijk alleen het broodnodige. Laat in de namiddag hadden we een herberg gevonden die er niet al te tochtig uitzag, en gelukkig had die nog een kamer over met twee aparte bedden. Ik had toch al niet samen met Gilan in één bed kunnen slapen, maar nu al helemaal niet meer.

Zuchtend draaide ik me op mijn andere zij. Hoe moe ik ook was, mijn hersenen leken niet te willen stoppen met nadenken. Alle gebeurtenissen, niet alleen die van vandaag, maar alles wat we samen meegemaakt hadden, kwamen weer boven. Onze eerste ontmoeting, mijn uitbarsting toen hij zei dat meisjes niet konden zwaardvechten, het moment dat we de Doders van D tegenkwamen en ik hem het verhaal over de dood van mijn ouders vertelde, de Jagersbijeenkomst, onze gestoorde plannen om Halt te overtuigen om ons naar Karwij te laten gaan. De leukste vond ik die met dansende ananassen en kamelen. En dan vandaag natuurlijk. Beeld voor beeld flitsen ze voorbij. Ik probeerde op te maken wat ik nou eigenlijk voelde. Ik had ooit eens iemand horen zeggen dat je kon weten dat je verliefd was als je al knikkende knieën kreeg bij het horen van diegene 's naam, maar bij mij was dat niet het geval. Wel voelde ik soms een raar gevoel in mijn buik, maar dat konden ook gewoon mijn darmen zijn.

De Grijze Jager, De Leerlinge Uit Gallica (gaat herschreven worden)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu