Hoofdstuk 20

663 45 96
                                    

           

'Daar ben je dan, mademoiselle.' 

In één vloeiende beweging haalde ik mijn boog van mijn schouders, pakte een pijl uit de koker op mijn rug en spande hem. Ik draaide me om, om een man achter me te zien. Hij zag er niet bijzonder uit: hij was van gemiddelde lengte, niet dik en niet dun en had een alledaags gezicht. Toch zou ik dat gezicht nooit meer vergeten. Het was het gezicht van de man die mijn ouders in één beweging neergestoken had, om ze daarna levend te verbranden.

'Jij!' Alle haat die ik voor hem voelde, legde ik in dat ene kleine woordje.
'Kom, kom. Dat is niet aardig. Hebben je ouders je geen manieren geleerd?'
'Nog één woord en ik schiet een pijl recht door je hart.' De man droeg dan wel een maliënkolder, van deze afstand zou de pijl er recht doorheen gaan.
Zijn hand ging naar mijn boog en duwde hem opzij. 'Dat gaan we dus niet doen. Trouwens, zelfs als het je lukt om me te raken, en dat betwijfel ik, ben je al overmeesterd voordat je het woord 'pijl' kan zeggen.'
Ik keek om me heen, en vloekte hardgrondig. Ik was omsingeld, en telde minstens twintig man. Zelfs als het me al lukte om de helft uit te schakelen, zou de rest snel korte metten met me maken.

'Zie je. Nou, leg die boog maar neer.'
Ik aarzelde, maar het geluid van zwaarden die uit hun schede werden getrokken, trokken me over de streep. De pijl stopte ik terug in de koker en terwijl ik mijn ogen op de man voor me gefixeerd hield, legde ik mijn boog op de grond.
'En de rest,' beval hij.
Mijn pijlenkoker legde ik naast mijn boog neer, en maakte ik mijn riem los. Langzaam kwam ik overeind, en deed een stap naar achteren.
'Was dat nou zo moeilijk?'
Ik gaf geen antwoord, maar dat leek hem niet te deren.

'Bind haar vast,' beval hij twee mannen achter me.
In stilte dankte ik Halt voor zijn lessen hierover: 'Als iemand je vast wilt binden, span dan je spieren aan zodat het touw daarna als je ze ontspant losser komt te zitten.'
Mijn polsen werden door eeltige handen vastgegrepen en ruw achter mijn rug vastgemaakt. Tijdens de hele procedure gaf ik geen krimp, bleef de man voor me alleen maar woedend aanstaren.

Hij nam mijn kin in zijn hand, en draaide hem naar links en rechts. 'Je bent mooier als je vrolijker bent. Je kijkt nu nogal lelijk.'
Ik spuugde hem zonder waarschuwing vol in zijn gezicht. Ik grijnsde tevreden, en de man kon me eerst alleen verbaasd aanstaren.
Ik zag de klap niet aankomen. Het ene moment stond ik voor hem, het andere moment lag ik op de grond. Ik proefde de ijzeren smaak van bloed in mijn mond, en deed mijn best om het op zijn laarzen te spugen.

Iemand trok me omhoog aan mijn haar, en ik moest op mijn tanden bijten om het niet uit te schreeuwen. De vuist van de aanvoerder nam de voorkant van mijn shirt in een ijzeren greep, en een andere man hield nog steeds mijn haar vast.
Het geluid van een dolk die uit de schede getrokken werd, drong mijn oren binnen.
'Je bent net de grootste fout van je leven begaan, mademoielle. Het is jammer dat heer D. je levend wilt, maar het maakt hem niet uit als je een beetje beschadigd bent.' Onderzoekend prikte hij met de punt van zijn dolk in de wondjes die hij gemaakt had toen hij me in mijn gezicht sloeg. Ik probeerde mijn hoofd weg te draaien, maar tevergeefs.

'Laat haar gaan!' Die stem zou ik uit duizenden herkennen, het was de stem van Gilan. Zachtjes kreunde ik. Ik had gehoopt dat hij zich hier buiten zou houden. Zelfs als we allebei vrij en gewapend waren zouden we het niet van ze kunnen winnen.

'Houd je hier buiten jochie. Dit is iets tussen ons en haar.'
'Carly is een Grijze Jager en iets wat één Jager aangaat, gaat ons allemaal aan.' Hij klonk opeens griezelig veel als Halt.
De aanvoerder leek niet onder de indruk. 'Dood hem,' zei hij verveeld.

Mij leken ze helemaal vergeten te zijn. Iedereens aandacht was op Gilan gericht, die dreigend met zijn zwaard draaiend de mannen op afstand probeerde te houden. Als ik los kon komen, kon ik een paar van hun in de rug aanvallen en me bij Gilan voegen.

Ik ontspande de spieren in mijn polsen, die ik de hele tijd gespannen had gehouden. Helaas was de man die me had vastgebonden erg goed in strakke knopen leggen, want ik kreeg maar een klein beetje speling in het touw.

Mijn oog viel op mijn messenschede die nog steeds op dezelfde plek had. Niemand had er meer aandacht aan besteed nadat ik hem afgedaan had. Ze hadden niet eens de moeite gedaan om hem te verplaatsen.

Onopvallend bewoog ik me in de richting van mijn riem. Ik liet me op mijn hurken zakken, en haalde mijn Saksische mes tevoorschijn. Een blik over mijn schouder leerde me dat Gilan zich met zijn rug tegen een boom stond te verdedigen. Een paar lichamen lagen op de grond, maar er stonden nog veel te veel overeind. Ik zag Gilan een aanval afweren, en zijn Saksische mes uit de schede halen. Ik kwam tot de conclusie dat hij het nog wel een minuutje of twee volhield, en begon het touw om mijn polsen los te snijden.

'Dat gaan we dus niet doen.' Het was de stem van de aanvoerder.
'Carly! Pas op!' schreeuwde Gilan me toe. Ik wist me net op tijd opzij te rollen en het zwaard wat me doorboord zou hebben, boorde zich naast me in de grond. 

Gilan was voor een paar seconden afgeleid, en dat was genoeg voor één van zijn aanvallers om hem aan zijn zwaard te rijgen. Met grote ogen keek Gilan naar het zwaard dat uit zijn buik stak, en er in zijn rug weer uit kwam. De man trok zijn zwaard terug en zonder een geluid te maken, viel Gilan op de grond en bleef daar liggen.

Ik kon alleen maar geschokt voor me uit staren. Gilan. Was. Dood. Het was nog niet helemaal tot me doorgedrongen. Ik had niet door dat iets hards mijn hoofd raakte, totdat opeens alles zwart werd.

>>>------> <------<<<

Tevreden fluitend liep Devon Halder over de weg op weg naar huis. Het was marktdag, en hij had goede zaken gedaan. Het geluid van galopperende paarden drong zijn oude oren binnen. Hij liet de handkar die hij achter zich aantrok, los en keek op. Een bruin en een wit paard kwamen op hem afgestormd. Ze waren de naam paard niet eens waard, het waren eerder grote pony's.

Ze leken ergens over in paniek te zijn, en gebaarden woest met hun hoofden dat hij hen moest volgen. Hij pakte de handvaten van zijn kar weer vast en liep zo snel als zijn oude benen hem konden dragen, achter de twee paarden aan.

Na een tijd lopen kwam Halder in een open plek in het bos aan. Het gras toonde duidelijke sporen van een gevecht. En naar de bloedsporen te oordelen, was het er niet bepaald zachtzinnig aan toe gegaan.

Opeens viel zijn oog op een lichaam. Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat het een jongen was van een jaar of vijftien, zestien. Hij dacht dat de jongen dood was, maar opeens zag hij zijn borstkas heel langzaam op en neer gaan. De jongen leefde nog, maar niet lang meer als hij niet snel hulp zou krijgen.

Zo voorzichtig mogelijk legde hij het lichaam van de jongeman op de kar. Het bruine paard wreef zijn neus zachtjes over het voorhoofd van de jongen. Halder vermoedde dat het bruine paard aan de bewusteloze jongen toebehoorde. Van wie het witte paard was, kon hij niet zeggen.

>>>------> <------<<<

Een halfuur later werd er een jongeman met grote haast de ziekenzaal binnengebracht. Eén van de bedienden die toekeek, herkende hem als Gilan, de zoon van Krijgsmeester David.

De artsen deden alles wat in hun macht lag om Gilan op te lappen, maar of hij het zou halen wisten ze niet.

Op een gegeven moment werd Gilan wakker, en schreeuwde iets over een gevecht en een meisje dat ontvoerd was. Daarna viel hij weer bewusteloos neer.

Wachters kamden het hele bos uit, maar er was niemand. Geen sporen van de mannen die Gilan bijna gedood hadden. Geen spoor van een meisje.

Wie van jullie dacht dat ik Gilan echt vermoord had? Ik ben zelf ook geschokt dat ik dat net geschreven heb. Ik zou mijn grote liefde nooit vermoorden. Oké, dat klonk raar...

Maar Gilan is wel mijn favoriete personage, dus ik zou hem nooit doodmaken. Vooral niet aangezien dit verhaal zich voor boek 1 afspeelt.

Vraagje: wie is jullie favoriete personage?

Laat me weten wat jullie van dit hoofdstuk vonden!

Dag, dag mijn Jagertjes.

Xx Charlie

De Grijze Jager, De Leerlinge Uit Gallica (gaat herschreven worden)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu