12

746 22 3
                                    

Op school heb ik geleerd dan in tijden van gevaar, een mens op drie manieren kan reageren.
Vluchten, vechten of verstijven.

Ik versteef.

Op het moment dat ik op de grond geduwd werd, probeerde ik nog te vechten.

Op het moment dat hij mijn kleren uit begon te trekken, probeerde ik te vluchten.

Maar toen zijn koude handen over mijn lichaam vlogen, bevroor ik.

Correctie, bevries ik.

Ik probeer te schreeuwen, maar mijn keel verbied het me. Het voelt alsof ik vast zit in mijn eigen lichaam. De man, die me uit mijn rolstoel heeft getrokken, begint aan mijn borsten te zitten en ik begin te huilen, wetend dat ik niets kan doen omdat ik niet eens kan lopen. Zijn handen duwen me hard op de grond, om me in bedwang te houden. Niet dat ik veel kan doen. Ik blijf natuurlijk een tijdelijke rolstoelpatiënt.
Dit is een nachtmerrie, blijf ik mezelf vertellen.
Dit is een nachtmerrie. Gewoon een droom, Tessa. Niets ergs, morgen word je gewoon wakker in je bed bij de jongens en loop je naar beneden en ga je koffie met ze drinken.

Maar het is geen droom.
Ik kan niet lopen en ik kan nier weg hier, ik kan niet wakker worden.

Verder gebeurt alles in een waas, maar niet zomaar een waas, een hele duidelijke waas. Hoe hij me betast, aan me zit en uiteindelijk verkracht. Hoe hij wegloopt en mij trillend en huilend op de ijskoude grond achterlaat.

Ik lig daar denk ik wel een uur te huilen, met de afgekoelde lucht als deken om me heen, tot ik besluit dat ik me aan ga kleden. Ik duw me moeizaam recht op en zie niet zo veel, het is donker. Mijn rolstoel is nog enigszins intact, maar helaas kan je dat niet zeggen over mijn kleding. Mijn spijkerbroek is nu gescheurd op mijn benen en er zitten verschillende gaten in, mijn trui heeft nu korte mauwen en is omgetoverd tot een croptop en mijn schoenen zijn nergens te vinden. Mijn rugtas ligt in een vuilnisbak, en mijn eerste gedachte is om hem daar te laten liggen, maar dan besef ik me dat mijn telefoon er in zit. Ik gris hem er uit en check snel mijn spullen, alles zit er in en niets is kapot.

02:16.

Ik besef niet echt wat er is gebeurd. Ik ben in shock. Het past gewoon niet, ik, Theresa Jones, verkracht. Het woord alleen al maakt me duizelig.

Ik rol mezelf met veel pijn en moeite door Londen heen, niet oplettend waar ik heen ga.
Maar ik durf te wedden dat mijn wielen me brengen naar de enige plek die ik ooit heb beschouwd als thuis.

Ik voel me vies. Alles doet pijn als ik voorzichtig de poort open en naar binnen rol. Ik klem mijn rugtas stevig tegen me aan en raap mezelf enigszins bij elkaar als mijn hand naar de deurbel rijkt. Ze haten me, dat is zeker, maar ik weet niet waar ik anders heen moet. Het is midden in de nacht, maar er branden nog lampen in de woonkamer. Ik zucht opgelucht, anders had ik wel in de garage geslapen. Dan besef ik me dat ze me nog altijd kunnen wegsturen, en verdwijnt mijn opgeluchte gevoel.

De deur gaat zachtjes open.

'Tessa?' James staat shirtless in de deuropening.

'Hoi,' piep ik zachtjes. Hij kijkt me geschrokken aan. Ik zie hoe hij mijn complete lichaam scant, en fronst zijn wenkbrauwen als zijn blik op mijn kapotgescheurde kleding valt.

'Wat the hell is er met jou gebeurt?' Hij klinkt boos, maar ik hoor ook een bezorgde ondertoon in zijn stem. Hij slaat zijn armen gekruist over zijn buik en dan word het me allemaal te veel. Een waterval van tranen stroomt uit mijn ogen, en hij stopt maar niet.

Before I DieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu