Dit hoofdstuk is voor Claratjuh , heel erg bedankt voor al je steun en support op dit boek, ik waardeer het heel erg en zonder je lieve berichtjes zou ik niet weten of ik wel door gegaan zou zijn :))))).
-
De warme lucht die gecreëerd word door de verwarming, maakt het huisje een stuk draagbaarder. Maar nog lang niet helemaal. Ik probeer zo zacht mogelijk de schuifdeur te openen, maar zodra ik mijn eerste stappen in de woonkamer zet maken mijn ogen contact met die van Connor en Tristan.
Ik schrik me bijna dood en sla mijn handen op mijn hart, ik weet niet waarom, ik denk dat mensen dat doen om er voor te zorgen dat hij niet uit kun borstkas knapt ofzo.
'Jezus Christus, jongens,' fluister ik om een onbekende rede, 'ik heb een hartaanval.'
Ze kijken me serieus aan. Als mijn ogen de kamer rond scannen zie ik dat de vloer bezaaid is met kapotte stukjes vaas en de tafel is door midden. De grote stoel ligt op zijn zijkant en alles is vies.
'What the fuck...' mompel ik terwijl ik mijn handen over mijn mond sla, het ooit zo mooie woonkamertje is compleet geruïneerd en op de TV en bank na is alles verwoest.
'Wat... wie?' fluister ik, mijn stem trilt.
Connor schud alleen zijn hoofd.
'Brad en James,' is het antwoord wat ik van Tristan krijg en ik weet niet waarom, maar ik heb het gevoel dat hun ruzie over mij ging, hoe egoïstisch.
'Tess, gaat het?'
Ik schud mijn hoofd. Niet huilen, Theresa. Niet huilen nu.
Want dat is wat ik doe, ik verbied mezelf om te huilen, ookal ben ik er echt verdomt slecht in.
'Tess it's okay,' fluistert Tristan terwijl hij zijn armen open spreid. Ik schud nogsteeds met mijn hoofd, alsof ik er niet aan toe wil geven.
'We zijn je beste vrienden, Tessa. Je kan met ons praten, weet je?'
Beste vrienden. Praten. Sinds het ongeluk heb ik iedereen uitgesloten, iedereen op school. Echte vrienden had ik nooit, niemand waarmee ik mee kon praten. Langzaam voel ik mezelf breken en de eerste traan stroomt over mijn wang.
Nog voordat de tweede valt, word ik door Connor en Tristan op de bank getrokken en ze houden me in hun armen. Ik huil een stortvloed aan tranen en ik laat het allemaal gaan, de opgekropte pijn van de afgelopen drie jaar.
'Het is niet oke,' zeg ik tussen mijn snikken door. 'Het is nooit oke geweest.'
'Ik weet het, ik weet het T,' fluistert Tristan nadat hij een kus op mijn kruin heeft gedrukt.
'Het spijt ons zo,' zegt Connor, ook zijn stem trilt en dat breekt me nog meer dan eerst.
Het laatste wat ik hoor zijn Tristan en Connor die een gesprek hebben op een fluistertoon, en af en toe wat tegen mij zeggen. Vlak daarna val ik in een diepe slaap vol nachtmerries en mijn demonen die me achterna zitten. Demonen met de naam Bradley William Simpson.
-
Die ochtend word ik wakker in een bed. Geen bank, maar een bed. Iets wat nog nooit eerder is gebeurt sinds ons verblijf in Brighton. Een beetje verbaasd kijk ik de kamer rond, ik lig in een klein kamertje met lichtblauwe muren en een wit tweepersoonsbed. Er staat een bureautje en een klein bankje met een kast, maar dat is het ook. Ik gooi mijn voeten over het bedrand heen en mijn tenen maken kennis met de onbekende vloer, die niet aangenaam is maar ook niet vreselijk koud. Ik loop door de kamer heen en zie dat er naast het bed twee koffers liggen die ik herken als die van Bradley en Tristan. Ik wend mijn blik snel af en loop het balkon op, die bij de kamer hoort. Het geeft uitzicht op de zee, vanaf hier kan ik het kampvuur zien met de dekens. De plek waar ik en James hebben gezoend.
De zon is net opgekomen, wat een mooi gezicht is. Mijn benen beginnen een stekende pijn te geven, wat niet echt gek is aangezien ik eigenlijk vandaag pas uit mijn rolstoel mocht, officieel gezien. Ik ga op de rand van het balkon zitten en laat mijn benen over de rand hangen. Als ik nu val, ben ik dood. Nou, in ieder geval zwaar gewond. Maar op het moment maakt het me niet uit, ik weet dat ik mezelf niet laat vallen.
Maar toch ben ik blij dat mijn handen stevig om de balkon rand zitten, want een paar seconden later hoor ik iemand naast me komen zitten. Ik blijf voor me uit kijken en geef geen aandacht aan de persoon die onhandig zijn benen over het hek slaat.
En om een of andere verpeste manier hoop ik een beetje dat het Bradley is die naast me komt zitten, om voor de zoveelste keer sorry te zeggen en te vertellen dat hij van me houd, en dat hij me dan ten huwelijk vraagt. Dat ik me dan voor een keertje net als zo'n meisje uit één van mijn romantische boeken.
Maar de jongen die naast me komt zitten is niet Bradley.
Het is James.
'Het spijt me Tessa.'
Ik voel hoe zijn blauwe ogen contact proberen te zoeken met de mijne, maar ik durf hem niet aan te kijken. Ik wil het niet en ik durf het niet. Ik heb hem ooit verteld dat ik niets met hem wou beginnen, maar toch slaat hij toe op de momenten dat ik het zwakst ben, en ik weet niet of ik hem daar ooit voor kan vergeven.
'Weet ik,' is het enige antwoord wat ik hem terug kan geven zonder hem terplekke van het balkon af te duwen of gelijk begin te huilen.
'Het was gewoon mijn hart die mijn verstand overnam,' verteld hij, zijn blik nogsteeds op mij gefocust.
'Klinkt logisch,' antwoord ik eerlijk, 'mensen die naar hun hart luisteren doen wat ze denken dat het beste is.'
Ik knikt en kijkt nu ook recht naar voren, dezelfde richting als mij. 'Klinkt logisch.'
Zo zitten we daar een tijdje, luisterend naar de golven en naar elkaars ademhaling, omdat we bang zijn dat als we onze monden openen, alles fout gaat.
'Brad geeft heel veel om je, dat weet je toch?'
'Ik ben bang dat dat het probleem is, James.'
Ik zie vanuit mijn ooghoeken hoe hij zijn wenkbrauwen fronst, wat aangeeft dat hij daar even over na moet denken.
'Ik hou van Bradley, maar hij geeft om mij. Dit is gedoemd om te mislukken. Altijd geweest, altijd gebleven.'
JE LEEST
Before I Die
FanfictionTHE VAMPS FANFICTION DUTCH 'Blijf bij ons, Theresa.' Dat is het probleem. Ik heb dat altijd al willen doen, maar nooit gekund. Hoogste ranking; #1 in #thevamps #1 in fanfictie