De test

882 46 6
                                    

Ik sta in een ruimte met spiegels. Als ik in de spiegel voor me kijk, zie ik een meisje staan met bruin, krullend haar en blauwe ogen. Dat ben ik. Op de een of andere manier lijkt deze spiegel me veel mooier te maken dan ik mezelf ooit heb gezien. Ik steek mijn hand uit naar mezelf, maar voordat ik de spiegel aan kan raken, is hij ineens verdwenen. 'Kies.' Ik kijk om me heen om te zien waar de stem vandaan komt, maar er is geen persoon. 'Kies,' hoor ik nog eens. Ik zie twee schalen voor me staan. In de ene schaal zit kaas en in de andere schaal zit een mes. Een mes? Wat zou ik daarmee moeten doen?

Ik probeer mezelf te bedenken of ik ooit iets gelezen heb over wat je met kaas of een mes in de simulatie zou kunnen doen. Niks komt me te binnen. Ik besluit om voor de kaas te gaan, maar als ik mijn hand uitreik om het stukje kaas te pakken, zijn de schalen alweer verdwenen. Dan hoor ik gegrom. De haren op mijn armen gaan meteen recht overeind staan bij het horen van die grom. Ik draai me om en zie een grote hond staan.

De hond kijkt naar me. Nu snap ik waarvoor de kaas of het mes van pas had kunnen zijn. Maar ik heb niks gepakt. Ik schrik als de hond naar me toe komt rennen. Ik raak bijna in paniek, maar ik zeg tegen mezelf dat ik rustig moet blijven. Wat weet ik over honden? Ze kwispelen met hun staart als ze het naar hun zin hebben, ze houden ervan om geaaid te worden.. Maar deze hond is zo groot en komt zo woest op me afgestormd, dat ik denk dat hij geen zin heeft om geaaid te worden. Wat moet ik doen?!

Ik laat mezelf langzaam op de grond zakken en ga op mijn knieën zitten, zodat ik kleiner ben dan de hond. Hij mindert vaart en stopt vlak voor me. Dan houdt hij zijn kop scheef en kijkt hij me vragend aan. Langzaam steek ik mijn hand uit en leg ik die op zijn hoofd. Hij begint met zijn staart te kwispelen en hangt zijn tong uit zijn mond. 'Je wilt alleen maar aandacht, hè?' zeg ik. 'Je wilt gewoon geaaid worden.' Ik begin de hond te aaien en hij gaat op zijn buik liggen.

Nu vind ik het jammer dat we thuis nooit een huisdier hebben gehad. Een hond is ook een soort vriend. Ik schrik op als de hond weer overeind gaat staan. 'Hondje!' hoor ik. Ik kijk op en zie een klein meisje van een jaar of zes in de hoek staan. 'Hondje!' Ze glimlacht en steekt haar handen naar ons uit. De hond draait zich naar haar toe en gromt. Oh nee. De hond begint in beweging te komen en rent naar het meisje toe, die begint te lachen. 'Aan de kant!' roep ik. 'Ga aan de kant!' Maar het meisje loopt naar de hond toe. 'Nee!' roep ik. Hij wil haar bijten. Ik moet de aandacht van de hond zien te trekken. Ik begin te schreeuwen, maar hij draait zich niet om.

Wat weet ik nog meer over honden? Als ze goed getraind zijn, luisteren ze naar hun baas. Dan begin ik hard te fluiten. De hond stopt en kijkt om, waarschijnlijk door het schelle geluid. 'Hier!' zeg ik. 'Kom hier!' Ik zeg het als een bevel. Hij kijkt naar de grond en begint te piepen, alsof hij snapt dat hij iets fouts gedaan heeft. Dan loopt hij naar me toe. Het meisje en de hond verdwijnen en ineens sta ik bovenop een gebouw samen met een jongen die ik niet ken. Er hangt een soort kabelbaan die van dit gebouw naar het gebouw tegenover ons leidt.

Als ik naar beneden kijk, die ik dat we heel hoog zijn. Ik heb totaal geen hoogtevrees, maar ik voel me niet zo prettig bij deze hoogte. Ineens begint het jongetje te huilen. Als ik naar hem kijk, zie ik dat hij rond de acht jaar is. 'We moeten naar beneden!' huilt hij. 'Maar ik durf niet! Het is veel te hoog!' Waarom moeten we naar beneden? Ik vraag het hem. 'Als ik niet op tijd thuis ben, krijg ik straf.' Ik onderdruk een grijns. Het jongetje herinnert me aan een paar jaar geleden, toen Will en ik het zo gezellig hadden dat we niet naar huis wilden. Toen ik eindelijk thuis kwam, kreeg ik "straf" omdat ik te laat was. Ik mocht een dag niet naar buiten.

'Wil je me helpen?!' vraagt de jongen. Ik kijk naar de kabelbaan. We moeten dus naar beneden. 'Ja, ik zal je helpen.' De kabelbaan ziet er niet stabiel genoeg uit. De jongen zal vast wel licht genoeg zijn om het te redden, maar ik betwijfel of de kabelbaan mij houdt. Ineens hoor ik een oorverdovende klap. Het gebouw naast ons wordt gebombardeerd en stort in. Een gebouw naast dat gebouw wordt ook gebombardeerd. Dan snap ik het: dit is een soort aanslag. 'Ik durf niet met dat ding!' roept de jongen. 'Maar we moeten wel, hè?! Anders gaan we dood.. Gaan we dood?!'

Als het zo doorgaat zoals het er op dit moment uitziet, dan zullen we inderdaad dood gaan. 'Nee,' zeg ik. 'Nee, we gaan niet dood.' Ik kijk om me heen en dan zie ik het. De kabelbaan is niet de enige manier om beneden te komen. 'Kom mee.' Ik pak de hand van het jongetje vast en ren naar de deur toe die gebruikt wordt om binnen en buiten te komen. 'We gaan met de trap.' Het jongetje begint te jammeren. 'Maar het zijn zoveel trappen.. wat als we het niet redden?' Ik zucht. 'Wat jij doet moet je zelf weten, maar ik ga met de trap.' Als hij blijft staan, begin ik de trap af te rennen. Ons leven is in gevaar, snapt hij dan echt niet dat hij moet lopen? Ook al is het een klein jongetje, dat snapt hij toch wel? Uiteindelijk merk ik dat hij me begint te volgen.

Het duurt veel korter dan ik in eerste instantie dacht. We zijn al snel beneden. Ik ren naar de uitgang van het gebouw en hoor dan een klap van boven ons komen. Het plafond begint te schudden en af te brokkelen. Het jongetje rent naar me toe, maar wordt geraakt door een stuk plafond. Dan begint het steeds sneller af te brokkelen. Wat moet ik doen?! Als ik naar het jongetje toeren, zal ik het niet overleven of we zullen het allebei niet overleven. 'Het spijt me,' zeg ik tegen hem. Met tranen in mijn ogen draai ik me om en ren ik het gebouw uit.

Ik schrik wakker en kijk wild om me heen. Waar is het gebouw?! Waar is het jongetje?! Waar ben ik?! 'Goed gedaan, Jaiden.' Dan weet ik het weer. Ik lig op een stoel in een kamer en ik heb net de test gemaakt. Helena koppelt me af van de draden en glimlacht naar me. 'Je uitslag is Eruditie.' Ik ben blij om dat te horen, maar ik kan niet glimlachen. 'Door mij is hij nu dood..' Ze schudt haar hoofd. 'Hij was niet echt, het was maar een simulatie.' Ik weet dat dat de waarheid is, maar toch kan ik de beelden niet van me afschudden. Het lijkt nog steeds te echt.

Helena kijkt op haar papier. 'Je hebt heel slim gehandeld door jezelf onderdanig te maken voor de hond, zodat hij zich liet aaien. En je hebt heel slim gehandeld toen de hond op het meisje afrende, door juist de baas te zijn. Als je van de kabelbaan was afgegaan samen met het jongetje, zou dat leiden tot Onverschrokkenheid en een beetje naar Vriendschap, omdat je hem geholpen zou hebben. Toen de gebouwen gebombardeerd werden, leek het erop dat jullie dood zouden gaan. Je wist dat jullie dood zouden gaan. Maar je hebt het niet toegegeven, dus Oprechtheid viel af.' Ik probeer de informatie te verwerken.

'Je keek om je heen en zag dat er een deur was. Dat was heel slim. Je ging niet met de kabelbaan, dus Onverschrokkenheid viel af. Je was bereid om het jongetje alleen achter te laten, dus Vriendschap viel af. En toen hij vastzat tussen het afgebrokkelde puin, rende je niet naar hem toe om hem te helpen en te bevrijden, dus Zelfverloochening viel af. Je hebt slim nagedacht over de situatie en bent zo tot een oplossing gekomen. Eruditie is dan ook helemaal jouw uitslag.'

'Ik heb hem achtergelaten.. dat is toch vreselijk?' Ik zucht. 'Soms moet je handelen wat het beste is. Je moet soms op de slimste manier handelen en dat heb jij gedaan. Anders zouden jullie allebei dood zijn geweest.' Ik probeer te bedenken dat ik het goed gedaan heb, want Eruditie is mijn uitslag. Waar ik hoor. Maar toch voel ik me schuldig tegenover de jongen. 'Je mag best glimlachen, want het is een goed teken als je uitslag overeen komt met je huidige factie.' Ik probeer te glimlachen. 'Bedankt.'

Ik ga van de stoel af en ik word terug begeleid naar de verzamelplaats, waar Will al op me staat te wachten. 'Ging het goed?' vraagt hij. Ik glimlach. 'Ik geloof het wel, ja.' Ik besluit om de test nu volledig achter me te laten. Alles wat er gebeurd is, was niet echt. Mijn uitslag is Eruditie en daar ben ik blij mee. 'En bij jou?' Hij haalt zijn schouders op. We mogen eigenlijk niet over de test praten, dus we houden erover op.

Divergent: Caleb PriorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu