Hereniging

482 28 0
                                    

Als we bij Oprechtheid aankomen, worden we ook al wantrouwend aangekeken. Als ze nog leven, dan zijn ze hier. Ik voel me steeds zenuwachtiger worden. Wie zal ik terugzien en wie niet? We worden tegengehouden door een paar mannen en opnieuw leg ik uit: 'We hebben Eruditie verlaten, omdat we niet mee willen werken aan Jeanine's plannen.' Het volgende probeer ik minder hopeloos te laten klinken: 'We zijn op zoek naar onze vrienden..'

Nora en ik stemmen toe dat ze ons controleren op wapens, maar die hebben we niet. Onze pistolen hebben we achtergelaten bij Vriendschap. We stemmen ook toe om onze beschermende kleding aan ze af te geven en uiteindelijk worden we toch binnengelaten. Onder onze beschermende kleding hebben we onze eigen kleding nog aan en we worden raar aangekeken door sommige mensen, maar dat kan ons niet schelen.

'Waar moeten we heen?' vraagt Nora. Ik haal mijn schouders op. 'Geen idee. Naar de kantine misschien? Het is wel tijd voor avondeten, dacht ik zo.' Nora grijnst. 'Ja.' Eigenlijk heb ik geen trek, omdat mijn buik al vol met zenuwen zit. Maar toch lopen Nora en ik naar de kantine. We zijn onderweg een stuk of drie keer verdwaald geraakt, maar uiteindelijk hebben we het toch gevonden.

Als we binnenkomen, schenkt bijna niemand ons aandacht. De mensen zitten met een eigen groepje aan een tafel. Ik kijk de kantine rond, op zoek naar bekenden, maar ik zie letterlijk alleen maar onbekende mensen. Ik zucht. 'Zijn ze allemaal..?' Nora kijkt me aan. 'We zijn gewoon overvallen door het grote aantal mensen. Ik weet zeker dat als we goed zoeken, we ze wel zullen vinden.' Maar ik durf niet meer te zoeken. Ik ben bang dat ik alsnog teleurgesteld word. 'Misschien moeten we maar een slaapplek gaan zoeken, want ik denk niet dat-' 'Jaiden!'

Ik word onderbroken door een meisje dat op me afgerend komt. Ik kan nog net zien dat het Cara is, voordat haar armen zich om me heen klemmen. 'Cara!' Ik had niet eens door dat zij Eruditie ook verlaten had, maar ik ben heel blij om haar te zien. Tenminste nog een bekende. We vallen bijna om doordat ze met een grote vaart naar me toe gerend kwam. Na een korte omhelzing wil ik haar weer loslaten, maar ze klampt me aan zich vast. Waarom?

Haar lichaam schokt een beetje, maar als ze me langzaam loslaat, zie ik dat ze niet huilt. Ze kijkt alleen intens verdrietig. 'Wat..' begin ik, maar ik stop met praten als ik toch een traan over haar wang zie glijden. 'Will..' stoot ze uit. 'Will.. is dood.' Wat. Wat? Wat?! Ik voel een steek in mijn maag en staar haar ongelovig aan. 'Nee,' zeg ik. 'Nee, dat kan niet.' Maar Cara schudt alleen maar verdrietig haar hoofd.

Will.. dood?! De jongen die jarenlang mijn beste vriend is geweest.. is dood?! Ook al voel ik me verraden door zijn keuze en om zonder iets te zeggen weg te gaan, toch voelt het alsof ik onderwater ben en steeds meer naar de bodem zink, hoezeer ik ook omhoog probeer te spartelen. Hij kan niet dood zijn. Beelden van onze jeugd en vriendschap flitsen door mijn gedachten. Will en ik, die samen lachend bovenkomen toen we in het water waren gevallen. Ik, die zijn naam schreeuwt omdat hij bijna uit de boom valt. Zijn lachende gezicht.

'De beelden zijn nagekeken en daar zagen ze hem.. hij komt niet meer terug, ik kan het niet geloven.' Mijn keel brand, maar gek genoeg krijg ik geen tranen in mijn ogen. Misschien omdat ik te verlamd ben? 'Ik weet dat dit totaal onverwachts komt, maar ik zit samen met Christina aan tafel,' zegt Cara. Christina? Wie is dat? Die naam zegt me niks. 'Ze was.. Will's vriendinnetje.' Will's vriendinnetje?! Ik weet niet waarom, maar op de een of andere manier voelt dit niet rot. Hij was in ieder geval gelukkig met een meisje, voordat hij stierf.

Ik vind het niet erg dat hij een vriendin had. Misschien omdat ik erachter gekomen was dat ik niet op die manier van Will hield. Dat doet me denken aan Caleb. Zijn naam brengt een steek van verlangen, maar ook van kwaadheid in me op. Ik voel hoe Nora mijn hand vastpakt en ons condoleert, maar ik kan alleen maar staren naar het punt achter Cara. Daar staat hij. Caleb. En hij kijkt me alleen maar ongelovig aan.

Divergent: Caleb PriorWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu