Hoofdstuk 18; 'Once upon a time I wanted to be...'

140 8 1
                                    

Belle

Opgaan in mijn omgeving. Dat was waar ik goed in was. Ik rende van huis tot huis en verstopte me in de donkere gevels voor de nooit-ophoudende stroom wachten totdat ik bij het plein aankwam. De levensboom stond daar en leek angstaanjagender dan ooit. De doorgang was dichtgetimmerd en een groep van vier wachten stond er om heen. Blijkbaar verwachtte Lindsey dat we nog terug zouden komen en had ze alle voorzorgsmaatregelen genomen om dat te voorkomen. Ik was benieuwd naar haar gezicht als ze zou zien dat ik toch terug was. Vanaf mijn positie kon ik ook het grote hek zien dat de toegang tot het paleis versperde. Ook hier stond een groepje van drie wachten voor. Hun lansen en speren gereed om bij het minste onraad toe te steken. Ik ging zitten tegen de deurpost waar ik tegen aan geleund stond en keek nog eens goed naar de omgeving en de huidige situatie. Het was nu volkomen donker en het enige licht kwam van een grote lantaarnpaal die in het midden van het plein, naast de levensboom, stond. De wachten keken lichtelijk nerveus om zich heen, toen er plotseling een vaag geluid klonk. Het had iets weg van oe-oe. De wachten begonnen heen en weer te lopen. 'Wie is daar. Laat jezelf zien!' schreeuwde een van hen toen. Het geluid herhaalde zich, dit keer door meerdere stemmen gezongen. Het klonk onheilspellend, angstaanjagend. En toen brak het weer los. Een koor was het dit keer. En toen stroomden ze het plein op. Een tiental, nee tientallen mensen gewapend met alles wat ze maar konden gebruiken. Van gereedschap tot stokken. Ze hadden brandende toortsen beet en ik keek als versteend toe hoe ze de wachten te lijf gingen. Meer stroomden toe, maar ze bleven doorvechten. Een groepje vrouwen met toortsen verscheen toen plotseling op het strijdtoneel en renden naar de levensboom toe. Zonder aarzelen gooiden ze hun toortsen tegen de boom aan. De takken vatten vrijwel meteen vlam. Kreten zoals: 'Weg met de alleenheerschappij. Weg met de gevechten.' En: 'Weg met de gevechten!' stegen op. De omringende bewoners sloten hun deuren en luiken, gooiden de ramen dicht. Enkele dappere zielen waagden zich in het strijdtoneel en gingen de toestromende stroom van wachten te lijf. Sommigen van hen waren ironisch genoeg in hun nachtkleding. Met grote ogen van verbazing keek ik toe. Ik wist dat het erg was. Ik had de verhalen van de jongens gehoord. Maar dit leek meer op een nachtmerrie. Een vreselijke nachtmerrie. En toen pas drong het tot me door dat ze me wel een kans hadden gegeven. Deze groep opstandelingen. Het paleis was nu kwetsbaar, niet goed beschermd. En dus stak ik al rennend het plein af en schoot hier en daar een ongerichte pijl weg zodat het leek alsof ik bij deze groep fanatiekelingen hoorde. Slechts een keer werd ik tegengehouden. De ogen van de wacht werden groot toen hij me herkende in het donker van de nacht. Maar voordat hij zijn mond kon opendoen was hij voor eeuwig stil. Hijgend bereikte ik het hek en glipte erdoor heen. Meteen rende ik naar rechts en kroop in de schaduw van de bomen in de koninklijke tuin richting de keukens. De geluiden vervaagden naarmate ik dieper de tuinen in kwam en dichter in de buurt van het paleis. Ik legde mijn oor tegen de keukendeur aan en toen het stil bleef glipte ik naar binnen om oog in oog te komen staan met de kokkin. 'Uwe hoogheid,' stamelde deze. 'U moet hier niet zijn. Ze zullen u doden.' Ik legde een vinger tegen mijn lippen. 'Geen woord. Tegen niemand.' De vrouw knikte en legde toen haar hand op haar ketting. Het roosje was duidelijk te zien. Een glimlach verscheen om mijn lippen en ik nam de deur die toegang gaf tot het geheime gangenstelsel in het paleis. Ik had hier honderden uren doorgebracht en vertrouwde erop dat er geen wachten in de gangen aanwezig zaten nu er een oproer bezig was op het plein. Ik telde de bochten en afslagen en nam de treden met twee tegelijk. Op de tast kwam ik aan op de tweede verdieping en telde drie deuren. Bij de vierde stopte ik en duwde ik hem open. Het felle licht verblinde me. De man die aan een tafel zat te werken keek me verbaasd aan en wilde zijn zwaard trekken, maar ook hij werd neergehaald door een van zijn peilen en viel van zijn stoel af. Hij bleef stil op de grond liggen. Ik nam mijn omgeving in me op en slaakte een zucht van opluchting toen het tot me doordrong dat ik goed zat. Alles stond er nog precies zo als ik het had achtergelaten. Ik rende naar de kast toe die het verste in de hoek stond en trok het boek eruit. Ik stopte het in de zak van mijn mantel en glipte weer de geheime gangen in. Ik telde verder totdat ik bij de zevende deur aan de rechterkant uit kwam. Het was stil aan de andere kant van de muur en mijn kamer was leeg. Ik rende naar mijn kaptafel toe en trok mijn zilveren borstel uit de tweede la. Ik kraste even over het zilver en het figuur in de vorm van een bloem werd zichtbaar. Ik slaakte een zucht van opluchting. Het was dus echt waar. Voetstappen klonken plotseling op de gang en ik trok me weer snel terug in de geheime gang. Net op tijd. Twee vrouwelijke stemmen drongen tot mijn oren door. Een van hen zei: 'De Lady heeft zich opgesloten in de grote zaal met haar vertrouwelingen en een groot aantal wachten. We moesten wat van haar spullen halen.' Ze zei nog meer, maar ik had gehoord wat ik moest horen en zette koers naar de grote zaal. Maar dit keer had ik minder geluk. Ik had verkeerd geteld en bereikte de trap eerder dan ik gedacht had. Stuiterend viel ik van de trap af en kwam met een klap beneden tot stilstand. Ongeruste stemmen klonken en ik wist dat ik moest opschieten. Snel checkte ik of alles het nog deed. Ik was er gelukkig met wat blauwe plekken vanaf gekomen. Ik sloeg linksaf, toen rechtsaf en nog een keer rechtsaf. Toen hoorde ik de stemmen en wist dat ik er was. Ik bleef luisteren naar de opgewonden mannelijke stem. 'We moeten wat doen, Lindsey. Er breken steeds meer opstanden uit. We kunnen niet iedereen gevangen nemen, en ze bevelen dat we de gevangengenomen Lords en hun resterende leiders vrijlaten.' Een andere mannenstem zei: 'Toen we de macht grepen hadden we hier over na moeten denken. We moeten een voorbeeld stellen. Anders zijn wij straks de pineut.' Het bleef even stil. Toen klonk de stem van de vrouw die ik ooit had vertrouwd, maar nu haatte. 'Weet je wat mijn droom was als kind?' Weer bleef het even stil. 'Ik wilde iets betekenen voor mijn land en wilde zorgen dat iedereen gelukkig zou zijn. Dit is de enige manier. Ze zullen het op den duur gaan begrijpen en zich er bij neerleggen. We moeten nog heel even volhouden.' Toen klonk er een klap, gevolgd door een gefrustreerde uitroep. 'Wil je zeggen dat alles wat je ons hebt laten doen was vanwege een kinderdroom? We zijn nu al te ver en kunnen niet meer terug. Geluk staat niet meer in ons woordenboek. Het ooit wilde ik bestaat niet meer,' riep een mannenstem. En precies dat moment koos ik om binnen te vallen. Alle ogen in de zaal richten zich op mij. Ik had verwacht dat men zou gaan schreeuwen. Dat ze me zouden aanvallen en zouden doden voordat ik had kunnen zeggen wat ik moest zeggen. Maar het bleef doodstil. Ik schraapte mijn keel en keek de mensen in de zaal een voor een aan. Mijn blik bleef rusten op Lindsey.  'Weet je wat ik ooit wilde? Ooit wilde ik vrij zijn. Echt vrij. Maar die mogelijkheid is al lang geleden van me afgenomen. Wat ons nog rest is dit. En dit alleen. En nu luisteren jullie allemaal voordat jullie jezelf en Equador in het verderf storten.....


a/n

Wat denken jullie dat er zo belangrijk is?

Verkozen Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu