Hoofdstuk 12; 'Forever alone and forever together'

167 12 3
                                    

Caden

Het was een week later. Ik was terug op het kasteel van mijn vader. De rust was weergekeerd, of tenminste bij mijn vrienden dan. De meesten hadden het gebeuren een plek gegeven en het verwerkt. Maar ze hadden nog geen manier gevonden om het aan het volk te vertellen. En het volk werd onrustig. Ze wilden weten wanneer de kroning was en ze wilden Belle weer zien. Ze wilden haar zien rijden door de straten en horen praten met mensen. Altijd de vriendelijkheid zelve. Maar dat zou nooit meer gebeuren. We hadden de doorgang afgesloten. Het metalen ding stond er nog wel, maar we hadden een stevige deur voor de ingang van de ruimte onder de boom gezet, en bovendien stonden er 24-7 wachten voor de boom die zich afvroegen wat ze daar deden en ons stiekem voor gek verklaarden. Maar het deerde ons niets. Equador was veilig, daar draaide het om. Lindsey was een manier aan het verzinnen om het volk te vertellen over haar presidentschap en de reden dat Belle niet meer terug kwam. Noah was daar gebleven. Mijn andere vrienden hadden hun leven weer geprobeerd op te pakken. Caspian en ik waren naar huis gegaan en probeerden Belle wanhopig te vergeten. Maar het had voor mij geen zin. Mijn vader zag het ook. Hij was op de hoogte van alles. Hij probeerde me op te vrolijken door me naar het feestje dat werd gegeven op het kasteel van de Campbells te sturen. Hij had zelfs een date geregeld. En het was zeer spijtig voor het meisje dat me met grote ogen en een engelachtig gezicht aankeek, maar ik bleef afstandig. Ik wierp Caspian geen blik waardig en danste afwezig met het meisje in mijn armen. Totdat er een nieuw nummer werd opgezet. Een nummer dat ik maar al te goed kende. Ik zag meteen Belle voor me op het plein van Vrijheid. Lachend en zwierend in mijn armen. De mensenmenigte om ons heen vergetende. 

'Sorry,' mompelde ik tegen het meisje en ik rende de dansvloer af naar buiten. Ik struikelde zelfs een keer, maar krabbelde weer overeind en bleef rennen. Totdat ik iemand mijn naam hoorde roepen.

 'Caden! Wacht!' Ik stopte en zag Caspian aan komen rennen. Ik bleef staan en keek hem vragend aan. Hij stopte voor me en zijn ademhaling was gejaagd door de achtervolging. 

'Wat wil je?' vroeg ik bot. Hij keek me aan. Zijn bruine ogen keken schuldig. 

'Ze heeft er wel een voor je geschreven,' zei hij toen. 

'Wat?' vroeg ik verbaasd. 

'Een brief. Belle heeft er wel een voor je geschreven.' Ik knipperde verbaasd met mijn ogen en voelde toen de woede in me opkomen. Ik duwde met mijn handen tegen hem aan. Zo fel dat hij op de grond viel. Hij deed geen poging om terug te vechten en krabbelde weer overeind. Ik wilde hem weer duwen, maar toen zei hij wat. 

'Ik was jaloers. Ik had hem meteen aan je moeten geven. Ik dacht...' Hij stopte even en schuifelde ongemakkelijk met zijn voeten over het grasveld. Toen keek hij op en hij leek opeens een stuk jonger. 

'Ik vind haar leuk. Zo erg dat ik denk dat ik van haar houd. Maar ik weet ook dat ze nooit hetzelfde voor mij heeft gevoeld.' Hij zweeg even na zijn bekentenis. Maar het was geen grote verbazing voor mij. Ik had het allang doorgehad. Toen haalde hij een brief onder zijn trui vandaan. Ik zag de vlekken in het maanlicht die duidelijk maakte dat iemand boven de brief gehuild had. 

'Ik heb hem gelezen, het spijt me,' zei hij toen zachtjes. 

'Je had het recht niet,' zei ik al net zo zachtjes. Mijn woede was verdwenen. Het enige waar ik nu aan kon denken was de brief. Caspian keek weer op. 

'Het enige wat ze naar mij schreef was dat ze blij was voor onze vriendschap, voor mijn plek als broer in haar leven.' Zijn stem klonk gepijnigd. 

'We hadden het fout. Zo fout. Ze houdt van je Caden. En alles wat ze heeft gedaan, heeft ze daarom gedaan.' Ik staarde hem aan en hij staarde terug. Toen reikte hij me de brief aan.

Verkozen Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu