Caden
'Gaan, gaan, gaan, gaan,' roep ik de groep Nouten toe die aan mij zijn toegewezen. Een voor een rennen ze de deuren van het paleis uit en stellen zich op achter de versperringen op het plein. De groepen tot aan de tanden toe gewapende burgers volgen en het licht van de fakkels weerspiegelt hun dodelijke blikken. Ik zou zeggen dat we een grote kans maakten. We zijn op eigen terrein, zijn voorbereid, en hebben een woede in ons die haast onverslaanbaar is. De waarheid is echter anders. Onno en Merlia hebben ons meerdere keren gewaarschuwd over de grote legermacht die Nates land bezit. 'Hoe lang denk je dat het nog zal duren?' vraagt Caspian naast me. Ironisch gezien zitten wij met elkaar opgescheept. Luka, Merlia, James en Esther hebben de buitenkant van de hoofdstad onder hun hoede, Thomas met een groep Nouten het hek en Noah, Onno, Dave, Zane, Julia en Belle maken deel uit van een klein groepje dat bijspringt waar nodig is. Ik stond er op dat Belle bij mij bleef, maar ze vertikte het en zei dat ze ergens anders nodig was. Ik merk dat ik op mijn tenen ga staan en de omgeving afspeur om te kijken of ik ergens een glimp van Belle en haar kleine groepje op kan vangen, maar het is tevergeefs. 'Het kan nooit lang meer duren,' zeg ik dan tegen Caspian. De jongen knikt, en loopt dan weg om weet ik veel wat te doen. Na al die tijd zijn we nog steeds niet op een al te goede voet met elkaar en we weten beiden wat de reden daarvan is. 'Meneer, meneer!' roept dan iemand achter me. Ik draai me om en kom oog in oog te staan met een jonge jongen die hijgend aan komt rennen. 'Ze zijn door de hekken heen gebroken en komen er aan. Ze zijn met minstens Tweeduizend man.' De moed zakt me in de schoenen als ik de getallen hoor en onder de Nouten en burgers om me heen stijgt een gemompel op. 'Dankje,' zeg ik tegen de jongen en wend me dan tot de geïmproviseerde strijdgroepen. 'Zijn we inwoners van Equador of niet?' schreeuw ik. Tientallen vuisten vliegen de lucht in en honderden kreten vullen de stilte van de nacht. Tevreden draai ik me om en klim de verhoging op die een beter zicht geeft op de omgeving. Tot mijn verbazing staat Caspian daar ook en hij wijst zonder iets te zeggen naar de naderende stoet onheil die niet meer dan een half uur van ons verwijderd is. In het oosten begint de lucht iets lichter te kleuren en de sterren verdwijnen langzaam. En we wachten. Dat is het enige dat we kunnen doen. We kijken machteloos toe hoe de dorpen rondom de hoofdstad zonder veel verzet worden doorkruist en hoe de voorste verdedigingslinies van de stad vallen, niet wetende of Merlia, James, Esther en Luka nog in leven zijn en het is het moment dat de eerste mannen de straten van de hoofdstad binnendringen, dat ik mijn hand ophef en schreeuw: 'Voor Equador!' en de woedende inwoners en Nouten zich in de strijd storten. Ik kijk Caspian even met een schuin oog aan en hij knikt, en zonder er verder nog woorden aan vuil te maken, storten we ons in de strijd in de hoop dat we ze terug kunnen dringen.
~
Is moe het juiste woord? Ik weet het niet. Ik weet veel niet tegenwoordig. Ik weet wel dat het me steeds meer energie begint te kosten om mijn zwaard op te heffen en dat alles in me schreeuwt: 'Waar is Belle!?' Op dit moment bevind ik me in het midden van het plein en mijn ogen flikkeren naar de daken en zijstraten. Steeds meer soldaten stromen de binnenplaats op en de verdediging van het paleis heeft het inmiddels ook zwaar te verduren gekregen. Kreten vullen de straten en de zon schijnt op ons neer. Naast me stort een van mijn mannen neer en een blik op hem vertelt me dat hij niet meer op zal staan. Dan klinkt er een kreet voor me en net op tijd hef ik mijn zwaard op en pareer de slag van de man voor me. Hij kijkt me woest aan en haalt nog een keer uit. Maar dit keer ben ik hem voor en haal uit en haal en uit en haal uit totdat de man in een zielig hoopje op de grond zakt. Snel neem ik de benen en vlieg een van de zijstraten in en ga hijgend tegen een muur aan staan. Maar meer dan vijf seconden rust is me niet gegund, want plotseling rent een groepje van vier mannen of vrouwen, bijna volledig in het zwart gehuld en verstopt onder hun mantels, me voorbij. Maar ik zou haar voetstappen overal herkennen en trek Belle naar me toe. Ze schrikt en haar companions stoppen onmiddellijk. 'Caden!' roept Luka dan, en ik slaak een zucht van opluchting als het tot me doordringt dat hij nog leeft. Belle schiet een pijl af naar een groepje aanvallers, en die laten het wel uit hun hoofd om dichterbij te komen. Esther en Noah blijken de andere te zijn van het kleine groepje en een blik op Esthers betraande gezicht verteld me genoeg. 'Belle,' fluister ik. Het meisje kijkt me met grote herten ogen om zich heen en schiet af en toe een pijl af. 'Cas?' fluistert ze dan. 'Ik weet niet waar hij is.' Ze knikt gelaten en kijkt dan naar Noah. De twee wisselen een blik uit en kijken dan naar Luka en Esther. 'Blijf bij Caden, we zijn zo terug,' en ze rennen er vandoor. Ik wil ze achterna gaan, maar nu we onze verdediging kwijt zijn, komen er meteen vier mannen op ons af gerend. Luka gebaard naar een ladder die tegen een van de muren aan is gezet en ik duw Esther er naar toe en klim achter Luka en Esther aan en sla een van de mannen die ons achterna probeert te komen van me af. 'Caden, schiet op!' roept Luka vanboven en Esther trekt me zo ongeveer over de dakrand heen, waarna Luka meteen de ladder naar beneden gooit. Ik neem mijn omgeving in me op en besef dat we op de daken rondom het plein staan. We hebben hier al eens eerder gestaan en gebaar dat Luka en Esther me moeten volgen voordat de vier mannen de ladder weer teruggeplaatst hebben een ook het dak bereiken. Sommige daken zijn onderling verbonden en over andere moeten we springen, maar we lopen door totdat we zeker zijn ver genoeg van de vier mannen verwijderd te zijn. We zijn echter niet de enigen die het idee hebben gekregen om de daken op te gaan. 'Duiken!' roept Luka. Esther en ik doen meteen wat hij zegt en een dolk vliegt over onze hoofden heen en dringt diep in de borstkas van een soldaat van Nate door. Esther slaakt een schril kreetje en loopt door zonder een blik op de man te werpen. Dak na dak lopen we door totdat ik een klein muurtje ziet dat ons zowel beschutting biedt van de mensen op de daken als de mensen die beneden aan het vechten zijn. Ik gebaar dat Esther moet gaan liggen en ze tuurt over de dakrand heen. Ik volg haar voorbeeld en Luka blijft zitten en houdt de omgeving in de gaten. Mijn ademhaling gaat nog altijd gejaagd en Esther reikt me zonder iets te zeggen een waterfles aan. Dankbaar drink ik van het koele water en richt mijn aandacht dan op het gebeuren beneden. Inmiddels is de zon al aan het ondergaan en de dag eist zijn tol. De bewegingen van de figuurtjes beneden ons worden steeds krampachtiger en ik kan niet langer uitmaken wie er nou bij ons horen en wie niet. 'De kust is veilig,' fluistert Luka dan achter ons en hij gaat aan Esthers andere kant liggen en houdt een schuin oog op de daken gericht. Maar Luka had het mis. Plotseling springt er iemand op me en duwt me tegen de grond. Met alle kracht die ik heb draai zet ik me af en we rollen samen over het dak heen totdat ik boven op beland. Maar niet voor lang. De jongen wiens gezicht ik nog altijd niet kan onderscheiden haalt uit en trapt me van zich af. Met een pijnlijke schreeuw beland ik naast hem en grijp mijn ribben vast. Hij aarzelt echter niet en springt nogmaals op me af. Ik hoor Esther schreeuwen en Luka roept wat, en dan haal ik uit en wordt het stil. Ik ga overeind zitten en schud mijn hand met een pijnlijk gezicht. Bloed siert mijn knokkels, maar het is niet alleen maar mijn bloed. Ik kijk met een spijtig gezicht naar de jongeman die nu bewegingsloos op het dak ligt. Esther trekt me overeind en Luka loopt voorzichtig naar de jongen toe. Hij kon niet veel ouder dan ons zijn. Achter me hoor ik een doffe klap en als ik omkijk zie ik dat de jongen verdwenen is. 'Ik heb hem zo ver mogelijk laten zakken, als het goed is moet hij nog leven,' fluistert Luka en een donkere schaduw glijdt over zijn gezicht heen. Hij balt zijn handen tot vuisten en vertrekt zijn lippen in een grimas. Zonder iets te zeggen neemt hij zijn positie aan de dakrand weer in en tuurt naar beneden in de inmiddels zwarte massa bewegende mensen. De kreten klinken hier nog luider dan beneden en het liefst wil ik mijn oren bedekken en schreeuwen dat het moet stoppen. Ik heb geen idee waar de groep is over wie ik de leiding had, geen idee waar Caspian, Belle, Noah en al die anderen zijn. En dan wordt het stil. Doodstil. Alsof de klok twaalf uur geleidt heeft en iedereen besloten heeft zijn of haar wapens neer te leggen. Maar dat is niet het geval. Fakkels worden aangestoken en er wordt een opening op het plein gemaakt. De mensenmassa wijkt uiteen en gewonden en doden worden meegenomen. Het blijft doodstil als de omgeving rondom de levensboom verlicht wordt en de strijders beneden zich opsplitsen in drie groepen. Of tenminste, proberen. En dan treedt hij naar voren, op een sneeuwwitte hengst, gevolgd door twee andere mannen op paarden en houdt halt voor de levensboom. Lindsey is de volgende, gevolgd door een groepje van tien haveloos geklede mannen. Hoe ze vrij is gekomen weet ik niet, maar een blik op het paleis geeft me het antwoord. Het staat in lichterlaaie en met een van pijn vertrokken hard denk ik terug aan alles wat er daar gebeurd is. De vlammen verlichten de omgeving echter nog beter en werpen griezelige schaduwen op de mensen beneden ons.
'Rose, laat je zien!' roept iemand, ongetwijfeld Nate, dan. Het blijft stil. We vergeten om ons heen te kijken, en ik hoop maar dat de mensen op de daken net zo gefascineerd naar het tafereel beneden ons kijken als dat wij doen. 'Ga niet, ga niet, ga niet,' fluistert Luka naast me. Zwijgend kijk ik naar beneden en probeer het figuurtje van Belle te ontwaren wat absoluut een onmogelijke taak is. 'Rose!' schreeuwt Nate nog een keer. Nog altijd blijft het doodstil. 'Vertoon je, lafaard!' Een gemor stijgt op onder die woorden bij onze aanhangers. 'Of is je land het je soms niet waard?' Lindsey. Ik zou die stem uit duizenden herkennen. 'Rose!' Nog altijd blijft het stil, maar dan gebeurd het. 'Tsjakk,' het geluid van de zoefende pijl die zich in de levensboom op een meter afstand van Nate en Lindsey boort, doorboort de stilte. Ik weet het niet zeker, maar ik zou zweren dat ik Nate zag opspringen uit zijn zadel. 'Is dat alles wat je kan, Rose!?' zegt hij minachtend, maar het spoortje angst in zijn stem is niet te missen. Dan maakt zich aan de rechterkant van het plein, het verst van het brandende paleis vandaan, een figuurtje verborgen onder een donkere mantel, zich los uit de menigte en loopt zwijgend naar voren. De drukkende stilte maakt plaats voor een bewonderende stilte en het figuurtje stopt op vijf meter afstand van Nate en Lindsey en gooit dan haar kap af. Een wilde bos krullen wordt zichtbaar en Belle kijkt uitdrukkingloos naar Nate. 'Goedenavond, uwe hoogheid. Het werd tijd, vindt u niet?' Naast me begint Luka te kreunen, maar ik kan alleen maar gefascineerd naar het meisje kijken, dat er uitziet als een oorlogskoningin en dat waarschijnlijk ook is, maar dat zo alleen, zo weerloos op het plein staat en vraag me af waar Noah dan toch uithangt, en toen werd alles plotseling zwart...
JE LEEST
Verkozen
Science FictionDeel twee in de veroordeeld serie. September 4047 Neuropa. Een land met ontelbaar veel mogelijkheden. Maar de groep rebellen zijn slechts een pion in een spel dat veel groter is dan ze beseffen. Het web van geheimen wordt steeds strikter en ontsnap...