Hoofdstuk 23; 'It's a secret'

141 6 0
                                    

Belle

Ik trok de kap van mijn mantel over mijn voorhoofd heen en gaf Starlight de sporen. Ze daverde verder, zielsgelukkig dat ze er eindelijk weer eens uit mocht. De maan verdween achter het steeds dichter wordende wolkendek, en ik moest moeite doen om Noah op de donkerbruine hengst voor me te ontwaren. Ik had gezegd dat ik dit alleen moest doen, maar hij wilde er niets van weten. Caden en Luka waren druk bezig met het organiseren van de troepen Nouten en woedende burgers, en met een beetje geluk was ik morgen voordat de zon onderging terug en had niemand gemerkt dat ik weg was geweest. Behalve Noah dan. De jongen leek alles te zien, alles op te merken, en zo ook Starlight en ik. Ik had hem nog steeds niet verteld waar ik heen wilde, maar hij vroeg niets. Het was het soort vertrouwen dat normale mensen jaren kostte om op te bouwen, en ons nog geen half jaar. Het was stil in het donkere bos. In de verte hoorde ik de geluiden die te maken hadden met de voorbereidingen, maar hier hing een haast griezelige stilte. Het maakte me allang niet meer bang. Plotseling hield Noah abrupt halt en gebaarde naar de tweesplitsing voor hem. 'Rechts,' zei ik zonder aarzelen. Noah trok even verbaasd zijn wenkbrauwen op, en sloeg toen rechtsaf. Links was de weg naar de bewoonde wereld, terwijl het rechterpad alleen maar dieper het bos in liep. Twintig minuten draafden we zo voort, totdat Noah weer stopte en afsteeg. 'Leg me eens uit wat we hier doen?' Hij keek met opgetrokken wenkbrauwen naar het houten huisje dat zich in het midden van de open plek bevond. Ervoor stond een klein bankje waar ik talloze malen had gezeten, met ernaast een enorme houtvoorraad die slonk naarmate de winter vorderde. Ik steeg ook af en bond Starlights teugels aan een boom vast en liep toen naar het huisje toe.  'Hij was de leraar van Lord Campbell,' fluisterde ik. Noah liep aarzelend achter me aan en keek toe hoe ik op de houten deur klopte. 'Belle, het is nacht,' siste Noah naast me, maar de deur werd al opengetrokken. Voor ons stond een stokoude man met een lange grijswitte baard volledig aangekleed. Er verscheen een grijns op zijn gezicht toen ik de randen van mijn kap ophief en mijn gezicht zichtbaar werd. Toen keek hij argwanend naar Noah. 'Ik vertrouw hem,' fluisterde ik. De man, Maddox, knikte en gebaarde dat we naar binnen moesten komen. Noah liep nog steeds aarzelend achter me aan en had een hand op het heft van zijn zwaard liggen. Ik legde een hand op zijn hand en kneep er geruststellend in. 'Het is oké, Noah, we kunnen hem vertrouwen.' Hij ontspande echter niet, en haalde een van zijn handen rusteloos door zijn warrige blonde haar. 'Ik neem aan dat je hier met een reden komt?' zei Maddox toen. Ik knikte. 'Ik heb u hulp nodig.' Maddox rommelde met wat papieren en keek me niet aan toen hij verder sprak: 'vertel. Ik heb gehoord dat je het inmiddels tot prinses hebt geschopt?' Ik reageerde niet op zijn cynische toon. Noah wel. Hij legde een hand op mijn onderarm. 'Kom mee, Bell, we gaan.' Ik schudde mijn hoofd en trok me los. 'Ik heb de kaart nodig, Maddox.' De man draaide zich abrupt om en zijn spleetoogjes vernauwden zich nog meer.  'De kaart?' vroeg hij zogenaamd verbaasd. 'De kaart,' herhaalde ik. Ik wist dat Noah zich moest afvragen wat dit alles nou was, maar hij bleef stil. Maddox keek me met priemende oogjes aan, en liep toen weg, een deur door, en verdween uit het zicht. 'Belle, welke kaart,' siste Noah boos. 'Ik vertrouw die vent niet, we gaan.' 'Hij is onze enige hoop, Noah. Vertrouw me.' Noah keek nog steeds aarzelend, maar zuchtte toen. 'Oke, maar zodra er ook maar enig gevaar is, zijn we hier weg.' Ik knikte. Het bleef een paar minuten stil, voordat Maddox de kamer weer binnenkwam en een reusachtige kaart uitspreidde over de tafel. Equador was er een klein stipje op, de omgeving buiten het hek echter volledig uitgetekend. Zwarte krassen vormden de woorden "zee" aan de noord- en westkant, en "woestijn" aan de oost- en zuidkant. Maddox hief een potlood op en zette het aan de bovenkant van het papier neer. 'Engeland.' De man was niet dom. Ook al woonde hij volledig afgezonderd van iedereen, hij slaagde er toch altijd in om van allea het fijne te weten. Hij hief zijn potlood weer op. 'Vrijheid.' Nog een keer. 'De doorgang buiten Equador.' En een laatste keer. 'Hier is het leefbaar.' Ik staarde naar de plek die hij aanwees vlak bij de woorden zee in het noordwesten. Er stond een groot cirkeltje getekend, en een paar kringetjes. Noah keek nieuwsgierig naar de kaart en het leek tot hem door te dringen wat het was. 'Dit is...' hij maakte zijn zin niet af. 'Ik heb veel gezien in mijn leven, jongeman. Jouw opa,' hij keek even naar mij, 'heeft me uitgezonden, buiten het hek, op ontdekkingsreis. Twintig jaar heb ik daar doorgebracht en niemand had verwacht dat ik ooit nog terug zou komen, maar toen ik dat deed...'  Noahs ogen werden groot van verbazing. Ik bestudeerde de kaart nog eens goed. 'Hoelang is het rijden?'
Maddox dacht even na. '22 dagen te paard, minstens.' 'Oke,' zei ik en begon de kaart toen op te rollen en stak hem in de schoudertas die ik mee had genomen. 'Dank u,' fluisterde ik toen naar Maddox, die me glimlachend aankeek. Toen stak hij zijn hand plotseling uit naar mijn sneeuwkristal en wreef er even met zijn vinger over. Ik pakte zijn hand beet, en met zijn andere hand drukte hij plotseling een klein doosje in mijn hand en keek me indringend aan. 'Wees voorzichtig,' zei hij toen zachtjes, en hij wierp een schuine blik op Noah. Er glom iets in zijn ogen wat ik niet kon plaatsen en ik liet het doosje snel in de zak van mijn mantel vallen. 'U kunt mee naar het paleis, daar bent u veiliger?' vroeg ik toen. Hij schudde zijn hoofd. 'Ik zal daar niet veiliger zijn dan dat ik hier ben.' Er zat een diepere betekenis achter die woorden, maar ik deed de moeite niet om ze te ontdekken. Simpelweg omdat ik er niet nog meer bij kon hebben. Ik voelde aan de opgerolde kaart in mijn zak. De uitweg, mocht alles fout gaan. Of beter gezegd, als alles fout ging. Want dat het fout zou gaan dat was onvermijdelijk. 'Je vader zou trots op je zijn geweest,' fluisterde hij toen. 'Je hebt zijn vuur.' Er begon iets te branden in mijn binnenste, iets dat het vuur dat ik bezat nog meer aanwakkerde bij deze woorden. En we zouden vechten tot we niet meer konden en dan zou ik doen waarvoor ik bij Maddox gekomen was...

Verkozen Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu