Belle
Niemand zei een woord terwijl we naar het landschap voor ons keken. Dit was niet het Equador wat ik kende. Het kon niet echt zijn. We hadden zo hard gevochten en nou... Nou waren we weer terug bij af. Maar ik voelde niets. Het was alsof het niet meer van mij was. Iets waar anderen verantwoordelijk voor waren en niet ik. Onno, de soldaat, had het voor elkaar gekregen om de trein eerder te laten stoppen, buiten het hek van Equador om precies te zijn en nu stonden we voor het kale landschap. Het bracht herinneringen terug. Zo veel herinneringen, zowel goed als slecht. Ik zocht Cadens hand voor steun. Hij kneep zachtjes in de mijne. Het voelde deels geruststellend maar deels was het angstaanjagend. Het zei wat we zelf nooit zouden kunnen zeggen, daar was het nog te vroeg voor. De felle windstoten bliezen losse lokken van mijn haar om mijn gezicht heen en Merlia hield zich vast aan de trein om niet om te vallen. Noah wierp een blik op het kompas dat hij beet had en wees toen schuin voor hem. 'Equador is daar heen.' Ik keek even naar het kleine groepje dat om me heen stond. Caden, Luka, Noah, Caspian, Onno en Merlia, en trok de mantel die ik in de kledingvoorraad die in de trein lag had gevonden, steviger om me heen en liep zonder nog een woord te zeggen het kale landschap in. Ze volgden me zonder commentaar. De gure wind blies zand in onze ogen. We hielden onze handen beschermend voor onze gezichten en waren weggekropen in onze mantels. Het was gelukkig geen lange tocht, maar het was lang zat. De wereld was veranderd in die maand tijd. Het landschap buiten het hek was nog kaler geworden. Vol verlangen dacht ik terug aan onze tijd in Vrijheid. Aan zijn vruchtbare boomgaarden, groene weiden met grazende dieren en velden vol met graan. Maar alle mooie herinneringen brachten slechte herinneringen met zich mee. En op dat moment legde ik me daar bij neer. Ik legde me neer bij het feit dat ik in mijn slaap achtervolgd zou worden door herinneringen. Door Nate's grijpende handen, door Ferdinands fluisterstem die riep: 'heb je me gemist liefje?' Door mijn vaders dood en mijn moeder die ik achtergelaten had. Door mijn broer die me beschuldigend aankeek alsof hij wilde zeggen dat het mijn schuld was dat hij dood was en ik nog leefde. Door al die gezichten die me aankeken alsof ik niets kon. Alsof ik het niet waardig was hun leider te zijn. Ik legde me er bij neer. Ze hadden me gebroken, maar ze konden me niet meer opbouwen. En ik ging door met een doel. Want ik had nog wat goed te maken. Ik had nog een appeltje te schillen met Lindsey en moest Equador veilig stellen voor de wraak van Nate. En dus ging ik door. Liep ik door in een stil zwijgen en nam afscheid van degenen van wie ik hield zonder dat zij het wisten.
De echte schok kwam pas toen we het hek, of hekken inmiddels, genaderd waren. Rollen prikkeldraad sierden het hek en wachtposten stonden overal. Caden trok me terug en duwde me op de grond. En die handeling maakte te veel los. Misschien was ik wel echt gek aan het worden, Maar ik trok me los en begon in de richting van het hek te lopen, een pijl op een van de vele wachttorens gericht. Ik leefde nu voor dat ene doel en dat maakte me roekeloos. Ik hoorde mensen schreeuwen achter me, mensen roepen voor me. Roepen dat ik moest stoppen, roepen dat ik terug moest komen, maar ik liep stug door. Totdat er een speer voor me in de grond belandde en de gezichten van een tiental wachten achter de hekken verschenen. Heel voorzichtig deed ik mijn capuchon af en keek hen aan. Mijn ogen boorden zich in die van hen en ik zag hun verschrikte gezichten. Toen deed ik eindelijk mijn mond open. Ik was al te lang stil geweest. ' Ik ben Belle Williams, ofwel Mirose Williams. Ik ben jullie koningin en ik beveel jullie de hekken te openen. Er is al genoeg gebeurd en het moet nou eindelijk eens over zijn.' Er gebeurde niets. De jongens en mannen keken me alleen maar geschrokken aan. En toen begon ik te gillen. 'Dus dit is wat jullie willen?' Gilde ik ze toe. Nog altijd bleef het stil. Ik begon dichterbij te lopen. Een van hen keek me waarschuwend aan, maar nog altijd gebeurde er niets. Ik gebaarde naar mijn vrienden dat ze me moesten volgen en dat deden ze. 'We hebben lang genoeg niets gedaan. Ik heb lang genoeg niets gedaan. En nu is de tijd gekomen dat we opnieuw opstaan. We hebben Ferdinand verslagen, een eind gemaakt aan de Veroordeling en nu is het tijd om ook aan deze dictatuur een einde te maken. Voor onze families. Voor onze vrienden. Voor ons leven. Dus open de hekken en laat ons binnen!' schreeuwde ik. En eindelijk leek er wat in hen te gaan branden. De hekken gingen open en er werd gebaard dat we snel naar binnen moesten komen. Dat deden we en de hekken werden weer gesloten zodra we binnen waren. 'Mijn koningin,' zei de oudste van het stel toen en hij maakte een diepe buiging. Vervolgens vouwde hij een van zijn handen open en toonde me een klein gouden voorwerp. Het was een piepklein roosje. Het teken van het koninklijke huis. Mijn ogen begonnen te glimmen, maar ik veegde de tranen woest weg en glimlachte naar de man. Hij had me weer wat moed gegeven. Maar we hadden weinig tijd, en dus begon ik bevelen uit te delen. Ik moest zorgen dat mijn vrienden in ieder geval veilig zouden zijn, want het was nu of nooit.
Caden en ik reden door de dichte bossen van Equador heen. De andere vier waren elk hun eigen weg gegaan en hadden de opdracht gekregen om inlichtingen te verzamelen in alle uithoeken van het land en bij Lord Campbell en Lord Whitewhall, als die tenminste nog in leven waren. De wachten bij het hek hadden ons paarden geleend en zo kwam het dat we nu door de bossen daverden. In dodelijke stilte. Geen van ons kon de woorden vinden om wat te zeggen en ik was niet bereid uit te leggen waarom ik op het punt had gestaan een wildvreemde man te trouwen. Ik herinnerde mijn moeders woorden. Ze deden me eraan herinneren waarom ik dit deed. Waarom ik hier nu reed, op weg naar de hoofdstad. Op weg naar het paleis. 'Je weet dat we er ooit over zullen praten, Bell,' zei Caden toen naast me. Ik reed stug door en durfde hem niet eens aan te kijken. 'Belle, praat tegen me!' zei Caden toen iets harder. Ik kneep in de teugels en zag mijn knokkels langzaam wit kleuren. 'Goed. Dan niet.' Cadens stem klonk gepijnigd. En heel even leek het alsof een klein deel van me ontdooide, maar de kou trok al snel weer door mijn lichaam. Het kleine vlammetje uitdovend. Ik gaf de ruin waarop ik reed nogmaals de sporen en zo daverden we verder, maar de muur die Caden ooit zo zorgvuldig had afgebroken, was nu groter dan ooit.
Het was al donker toen we in de hoofdstad aankwamen. Toen ik de eerste lichten zag, liet ik de ruin stoppen en keek naar Caden. 'Hier scheiden onze wegen,' zei ik koeltjes. Cadens wenkbrauwen schoten omhoog en hij wilde zijn hoofd gaan schudden, maar ik was hem voor. 'Ga naar het zuiden. Naar Lord Mattheus. Vindt uit wat er precies gebeurd is, wie Lindsey gevangen heeft en met wie ze samenwerkt.' Hij wilde weer gaan protesteren. 'En als jouw koningin, beveel ik je dit,' snauwde ik toen. Het was niet eerlijk. Dat wist ik zo goed. En toch kon ik niets anders doen dan hem wegduwen. Keer op keer opnieuw. En hij gaf het op. Hij keerde zijn paard om, maar draaide toen nog even om en keek me indringend aan met die ijsblauwe ogen van hem. 'Waarom, Belle. Waarom duw je de mensen weg die om je geven en laat je niemand toe?' Hij zei het zo zachtjes. Zo teder. 'Omdat je geen idee hebt hoe het is. Hoe het is als mensen elke keer weer voor jou sterven. Mijn vader, mijn broer, mijn volk. En nu heb ik ook nog mijn moeder achtergelaten. Ik wil niet dat jou iets overkomt, daarvoor geef ik te veel om je. Dus moet je uit mijn buurt blijven. Ver weg zodat je veilig bent.' Ik slikte even en haalde diep adem. Het was nu niet de tijd om emotioneel te gaan worden. Caden was ook stil. Toen fluisterde hij: 'wat ben je van plan?' Ik keek uit over de hoofdstad. Over de huizen met brandende lichtjes en over het paleis in de verte. 'De tijd voor praten is allang voorbij,' fluisterde ik toen. Ik gooide mijn boog over mijn schouder en controleerde of ik genoeg pijlen had. Toen reed ik naar hem toe en drukte mijn lippen zachtjes op die van hem. Het was een simpel gebaar. Een gebaar van afscheid. 'Dankje, Caden. Dat je me de kans hebt gegeven om alles recht te zetten. Leef, Caden. Leef en vergeet me.' Hij strekte zijn hand naar mijn gezicht uit en legde hem op mijn wang. Maar ik reed weg en zijn vingers gleden van mijn huid af. De plotseling ontstane warmte verdween en de kou keerde terug. 'Vaarwel.' Nog een keer keken we elkaar aan. We wisten beiden dat het hier ophield. Ik ging het hol van de leeuw binnen en de kans was klein dat ik ooit nog terug zou keren. Maar het was het enige juiste om te doen. Ik had de kans gekregen en nu moest ik hem met beide handen aangrijpen...
A/n
Oh, oh en ze is terug dames en heren. Maar wat is ze van plan.....
JE LEEST
Verkozen
Ciencia FicciónDeel twee in de veroordeeld serie. September 4047 Neuropa. Een land met ontelbaar veel mogelijkheden. Maar de groep rebellen zijn slechts een pion in een spel dat veel groter is dan ze beseffen. Het web van geheimen wordt steeds strikter en ontsnap...