Hoofdstuk 5; 'Archery lessons'

203 10 2
                                    

Belle

'Je houding is verkeerd.' Ik negeerde de blonde jongen die op me af kwam lopen volkomen, en begon in plaats daarvan de tranen die onhoudbaar over mijn wangen liepen, bruusk weg te vegen. Ik keek naar het bord dat twintig meter van me af stond. Twee pijlen zaten in de randen en de andere vijf die ik had afgeschoten zaten overal, behalve in het bord. Ik was gaan schieten met het doel om al mijn frustraties er uit te schieten, maar nog voordat ik de eerste pijl had kunnen afschieten, waren de tranen onophoudelijk beginnen te stromen. Ik voelde me boos. Woedend. Verraden. Gebruikt. Gevangen. Angstig. Voorgelogen en nog zo veel meer. En een ding voelde ik nog het meest. Dat was verlangen. Verlangen naar Caden. Naar een luisterend oor. Naar iemand anders die me begreep in deze wervelstorm van vreemde gebeurtenissen. En ik had spijt. Spijt dat ik zo weinig met hem was opgetrokken in de drukke periode na de opstand. Spijt dat ik hen niet duidelijk had gemaakt hoeveel hij wel niet voor mij betekende, en dat hij de enige voor me was. Caspian was nooit in het plaatje geweest. Ik zou hem ook nooit zo kunnen zien, want voor mij was hij meer een grote broer of een goede vriend. Absoluut niet meer dan dat. En dat had ik Caden niet verteld. Ik had hem in het donker gelaten omdat ik zo druk was geweest met mijn nieuwe positie als prinses. Ik was egoïstisch geweest, terwijl hij me alleen maar probeerde te helpen en er voor wilde zijn. En nu was er geen hoop meer dat ik hem dat ooit kon vertellen. Want zelfs als ze hier zouden kunnen komen, dan nog zou ik hem dat nooit meer kunnen vertellen. Niet alleen mijn lichaam was op dit moment gevangen, ook mij woorden waren dat. En ik wist ook dat de kans praktisch gezien nul was dat ze hier zouden kunnen komen. Hier in Londen, in het Buckingham Palace. Alleen ik had de doorgang kunnen openen, en zij zouden daar niet toe in staat zijn. Het was uitzichtloos, hopeloos en ik was bang. Zo bang, maar dat kon ik niemand vertellen.

Ik werd opgeschrikt uit mijn gedachten door twee handen die plotseling om mijn middel lagen en mijn lichaam voorzichtig omdraaide totdat ik in de goede positie voor het bord stond. Nate liet zijn handen daar liggen, iets waar ik allesbehalve blij mee was. Maar weer was er weinig wat ik eraan kon doen. Deze mensen hadden mij gevangen, een verkeerde beweging en alles was voorbij. Alles waar we zo hard voor gevochten hadden. Nate liet mijn middel los en ging inlaats daarvan voor me staan. Hij streek een losse pluk haar voor mijn ogen weg en keek me met zijn blauwe ogen even aan.

'Wacht even, ik ben zo terug,' Nate negeerde mijn betraande gezicht en liep even weg. Ik had geen idee wat hij ging doen, maar het gaf mij de tijd mezelf weer bij elkaar te rapen en weer de afgesloten, onverwoestbare Mirose tevoorschijn te halen. Niet veel later kwam Nate weer terug. Hij had een boog beet en een pijlen koker op zijn rug. Hij legde een pijl aan en richtte op het bord. De pijl kwam terecht in de tweede ring vanaf de roos gezien. Hij draaide zich naar mij toe.

'Zie je, zo moet het.' Ik had geen zin om hem te vertellen dat ik dat ook wel wist, en dat ik het bovendien veel beter kon dan hem. Nate ging weer klaarstaan en schoot nog een keer. Dit keer raakte hij de eerste ring naast de roos. Hij draaide zich om en keek mij triomfantelijk aan. Ik moest moeite doen om niet met mijn ogen te gaan rollen. Toen kwam hij plotseling voor me staan en legde een hand op mijn wang.

'Het is toch niet allemaal zo slecht?' Ik reageerde niet. In plaats daarvan draaide ik handig van hem weg zodat hij zijn hand wel moest weghalen. Ik liep verder de tuinen in en hoefde niet achterom te kijken om te weten dat hij me volgde.

'Ik heb je door hoor. Vergeet dat niet.' Ik bleef koppig doorlopen en reageerde nog steeds niet. 'Belle Campbell.' Ik stopte abrupt en keek hem aan. Ik staarde in zijn blauwe ogen en ik moest weer aan Caden denken. Nate was absoluut niet lelijk, maar hij was Caden niet. Ik draaide me weer om toen er geen reactie kwam. 'Je weet dat je me nodig hebt,' zei hij toen. Hij deed een paar grote stappen en stopte toen hij voor me stond. Zijn ogen blauw als ijs staarden me kil aan, en die van mij staarden dodelijk als vuur terug. Het was een staarwedstrijd die geen van ons kon winnen, en geen van ons kon verliezen. Uiteindelijk keken we allebei weg en vervolgden onze tocht.

Verkozen Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu