hoofdstuk 23 Psychopaat

1K 85 43
                                    

Het was weekend en ik verveelde me.
Weekends ging ik altijd met Leila.....
Whatever.
Ik besloot spontaan om vandaag de fiets uit de kelder te halen en te gaan fietsen. Zonder kaart of bestemming. Gewoon opstappen en gaan met die voetjes.
Wat is het ergste dat kan gebeuren?

Ik liep naar de keuken en smeerde boter op een msemen gevolgd door heel wat plakjes kaas. Dodelijke combi.
Het was rustig beneden. Geen spoor van mijn tante of Dounia en daar genoot ik van.

Na het ontbijten en opruimen was het tijd om de fiets uit de kelder te halen.
Ik nam mijn oortjes en deed ze in. Ik zette een harde snelle liedje op en begon mee te zingen.
Ik opende de kelder deur en liep naar beneden.

"BLEDI O ARDI O DEMI MAGHREBI, ANA MAGHRABI ANA MAGHRABI".

Het liedje bonstte bijna in mijn oren en ik liep dansend en joelend zonder enige zorgen richting de kamer met de fietsen. Met de fiets in mijn hand liep ik de kamer uit. Mijn oortje bleef haken aan een spijker tegen de muur en werd uit mijn oren getrokken. Het was stil. Ik hoorde de lichte dreun van de muziek, maar verder was het muisstil.
Alle beelden flitsten voor mijn ogen. Leila, bloed, zwarte zakken. Mijn ademhaling versnelde en ik probeerde naar adem te happen.
Het voelde alsof de kamer rond mij heen draaide en ik hield vast voor evenwicht. Stop, stop , alsjeblieft stop.

Weg, ik moet weg. Ik botste tegen deuren en muren terwijl ik naar boven ging. Treed per treed klom ik met de fiets die ik nog steeds stevig vasthield. Het is niet dat ik aan de fiets dacht maar mijn handen waren zo stevig vastgeklampt en lieten niet los.
Boven viel ik op de grond snikkend naar adem. Ik lag met mijn hoofd tegen de grond en probeerde mijn ademhaling weer omlaag te halen. Diep in en weer uit, herhaalde ik.
Fucking paniekaanval. Wat een kutzooi weer.
Ik voelde me verslagen en hulpeloos. Hoe ik daar gekrompen tegen de grond lag. Weer eens de grond proeven. Dit zou ik nooit vergeten.

Er passeerde wat tijd voor ik weer bij zinnen was en opstond. Ik liep naar boven en trok een comfy outfit aan.
Beneden stak ik mijn gsm in mijn tas die ik omdeed en nam de fiets. Eenmaal buiten stapte ik op en begon te trappen.

Ik fietse langs de straten en wegen en er passeerde uren voor ik aankwam bij een mooie weideland. De zon scheen lekker en de wind blies langs mijn haren. Het voelde goed, ik voelde me goed. Ik zag een bankje in de verte en besloot even te gaan rusten. Ik ging zitten en staarde naar de zon die langzaam wegzakte.
Ik moest spontaan denken aan Safouane. Ik hoop dat ik hem geen pijn heb gedaan. Ik herrinerde mij de blik in zijn ogen. Verdriet. Ik, ik, ik schudde de gedachtes weg. Na een tijdje merkte ik dat de negatieve gedachtes weer terugkwamen dus ik stapte weer op en begon te fietsen. Door bossen en langs pleintjes. Ik merkte op dat het al een tijdje is dat ik geen mens meer heb gezien sinds ik ben beginnen fietsen. Het was hier best wel afgelegen. Wacht, waar was ik eigenlijk?

Ik hoorde een auto naderen in de verte. Toch niet afgelegen. Misschien kan ik de bestuurder vragen voor locatie of route. Ik vertraagde en maakte een teken met mijn hand. De auto stopte.
Het raam ging omlaag en er zat een man achter het stuur.

"Hey, weet jij waar we zijn. Ik moet richting Antwerpen binnenstad" loog ik. Althans was daar wel in de buurt.

De man bleef stil en keek mij best wel intens aan. Het leek alsof hij mijn gezicht bestudeerde. Ik keek hem raar aan. Het raam ging omhoog en hij reed weg. Wat een rare man.

Ik nam een gokje en besloot de andere kant op te fietsen. Misschien kom ik zo wel terug op de route die ik eerst nam.

Na heel wat fietsen had ik nog steeds geen mens gezien. De zon begon ondertussen onder te gaan en het werd al lichtjes donker. Ik naderde een parking, omlegen door bomen en bos. Ik zag een zwarte auto geparkeerd in de verte. Ik fietse er naartoe en wanneer ik dichterbij kwam merkte ik op dat het dezelfde auto was als daarnet. Dit kan niet goed zijn. Ik wou wegfietsen, maar de auto startte en sneed mij keihard af.
De deur vloog open en de man stapte uit. Hij greep mijn pols vast en trok mij richting de auto. Ik stribbelde keihard tegen. You are not gonna get me. Ik vocht en vocht  en viel op de grond. Ik begon de trappen alsof mijn leven ervan afhing. En daar was het, die milliseconde dat mijn aandacht heel even weg was. Waarom vecht ik zo hard tegen? Die milliseconde was alles wat hij nodig had. Hij gooide mij over zijn schouder en liep naar de kofferbak. Ik sloeg op zijn rug maar het leek niet te helpen. Nog een vuist en nog een langs zijn zijde
Hij trok in en kreunde. Ja, zijn nier geraakt. Lekker. Hij liet los en ik viel op de grond. Hij liep even weg naar de kofferbak en ik zag mijn kans om te rennen. Ik rende richting mijn fiets verderop. Dom, want een fiets gaat niet sneller dan een auto maar beter dan te voet. Ik keek heel even achterom. Ik weet het, dom. Nooit achterom kijken als je op de vlucht bent. Je verliest alleen maar tijd en de kans dat je valt die is er. Ja want ik struikelde over een bierfles en viel neer. Ik schoot weer recht en greep naar mijn fiets maar werd van mij  haren naar de grond getrokken
Hij kwam over mij staan en ik zag zijn boze blik. Hij had een hamer vast in zijn hand. EEN HAMER. Wat een fucking psychopaat.

Ik zag de hamer omhoog gaan. Ik schudde in verzet met mijn hoofd en nog voor ik wat kon zeggen sloeg de hamer hard omlaag op mijn hoofd. Ik hoorde alleen nog maar geruis en de gepiep in mijn oor. Ik voelde de natte, warme bloed druipen langs mijn hoofd. Ik probeerde woorden te vormen met mijn mond maar er kwam niets uit. Mijn ogen die wijd open stonden konden alleen maar recht vooruit kijken. Het gepiep werd harder. Ze zeggen altijd dat voor je doodgaat je ofwel je leven voorbij ziet flitsen of een geliefde hallucineert. Ik zag Achraf. Mijn lieve broer. Mijn hart. Wat was je mooi. Hij was zo mooi, voor even was dit het allemaal waard, om zijn gezicht weer eens te kunnen zien. Al was het niet echt het voelde echt en dat was genoeg. Een glimlach vormde zich op mijn gezicht. De wereld om mij heen was stil buiten het gepiep en geruis in mij oren, terwijl ik daar op de grond lag.

Met kracht vormde een woord zich en verliet mijn mond.
"A chraf".
Ik hou van je broer inou. Ik voelde de enorme hoofdpijn die overnam. De duizeligheid sloeg aan en ik weet niet wat er gebeurde, maar mijn ogen vielen toe en ik was weg.

het leven van ChaimaeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu