15. Marianne

24 1 0
                                    

Vanochtend had ze nog in bed gelegen, tot ze wakker werd gemaakt door krijsende baby’s. Nu lag ze in het gras, met een gebroken been, terwijl een jongen naar haar schreeuwde dat ze “moest blijven liggen”. Ze kon niet veel anders. Bedankt, man.

Alsof haar gebroken been niet genoeg reden tot paniek en zorg was, werden er ook nog eens pijltjes op haar en de jongen afgevuurd. De pijltjes kwamen uit koplampen van voertuigen. Uit koplampen. De jongen bleek ontzettend behendig te zijn en ontweek elk pijltje met de sierlijkheid van een ballerina, maar dat terzijde. Zijn dansmoves waren echter geen partij voor de mannen in donkerblauwe pakken met hun donkerblauwe auto’s en donkerblauwe verdovingspijltjes – Marianne hoopte althans dat het om verdovingspijltjes ging – en het duurde niet lang tot de mannen hen hadden overmeesterd. Opnieuw werden ze in voertuigen geplaatst, ditmaal verloor Marianne vrijwel meteen haar bewustzijn, wat haar vermoedens bevestigde.

Het eerstvolgende wat de jongedame zag toen ze ontwaakte, was een crèmekleurige muur, behangen met schilderijen. Marianne sloot haar ogen en opende deze vervolgens opnieuw. Het licht, afkomstig van een moderne lamp aan het plafond, was iets te fel voor haar slaperige ogen. Ze probeerde zich op de schilderijen te concentreren. Het waren er drie, dacht ze. Het eerste schilderij was abstract en er was enkel gebruik gemaakt van primaire kleuren. Op het tweede schilderij was een hert te zien, omringd door paarse bomen, waardoor het schilderij iets surrealistisch uitstraalde. Marianne had kunst altijd interessant gevonden en haar vrije tijd vaak doorgebracht in de bibliotheek van het weeshuis, lezend over Rembrandt en verdwaalde dadaïsten en hopend dat ze zichzelf ooit “kunstenaar” zou mogen noemen. Het derde schilderij was opeens verdwenen, als het er überhaupt was geweest. Dat tellen haar moeilijk afging, zat haar dwars. Hoe erg was het met haar gesteld?

Langzaam keerden de vragen die ze eerder deze dag had gehad terug. Wat was er gebeurd? Waarom hadden ze haar meegenomen? Waar was ze nu? Wie was die jongen, waarom had hij haar “geholpen” en waar was hij nu? Was hij in zo’n zelfde kamer als zijzelf beland, met enkel schilderijen om hem gezelschap te houden? Wat ging er nu gebeuren? Zou ze de jongen nogmaals zien?

Wacht. Terugspoelen. Wat een kutvraag. Wat een waardeloze tienervraag. Waarom hield ze zich op dit (zeer ernstige) moment bezig met een “oppervlakkige verliefdheid”? Ze wist niet eens of ze het wel “een verliefdheid” mocht noemen. Door die jongen lag ze wel waar ze nu lag. Waar ze dan ook lag. Maar hij was knap, zei een stemmetje in haar hoofd. Een stemmetje in haar hoofd. Werd ze nu ook al schizofreen?

Ze moest weer in slaap gesukkeld zijn, want iets later werd ze wakker en een mens kan alleen ontwaken als hij eerst heeft geslapen. Logica. Er stond een man in de deuropening die ze nog niet eerder had gezien en hij keek haar doordringend aan. Nee, hij observeerde haar. Het was alsof hij haar keurde, zoals een koe wordt gekeurd door een slager. De haartjes op haar armen gingen overeind staan.

RebornWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu