10. Impulsieve beslissingen

42 5 0
                                    

Het avondeten ligt zwaar in mijn maag als ik 's avonds al vroeg in bed lig. Ik kan de slaap maar niet vatten. Misschien komt het juist omdat ik zo vroeg in bed lig of omdat ik nu gewoon te veel stof heb om over na te denken. Wat is er deze middag nou eigenlijk gebeurd? Hoe knap en charmerend Kyan ook was, of in ieder geval overkwam, het maakt niet uit. Hij was ook ontzettend irritant en dat overheerst. Het leek wel alsof hij me continue uitlachte en daar kan ik echt niet tegen. Ik denk dat het maar beter is dat ik de deksel weer dicht heb gedaan. Ja. Morgen gooi ik die sleutel gelijk weg. Kyan zei dat dat toch is wat de meeste mensen doen, hij zal vast niet verbaasd zijn. Dan wordt alles weer zoals het was en heb ik geen gezeur meer. Tevreden draai ik me op mijn zij en doe een zoveelste poging om in slaap te vallen.
Ik besef me pas hoe lang ik al wakker lig als ik mijn moeder en Fred naar boven hoor stommelen. Dat betekend dat ik al ruim 3 uur in bed heb gelegen zonder dat ik ook maar een oog dicht gedaan heb. Mijn pogingen om in te slaap te vallen blijven mislukken en met iedere minuut die er voorbij tikt wordt de kans steeds kleiner dat ik daadwerkelijk een goede nachtrust zal krijgen. Ik heb alleen maar gestaard naar het plafond, gestaard naar de muur en gestaard naar de dekens.
Ik draai me terug op mijn rug, knip mijn nachtlampje aan en staar weer terug naar het plafond. Het beeld van Kyan spookt door mijn hoofd en laat me niet los. Iets aan hem spreekt me aan. Misschien komt het wel omdat hij zo ontzettend knap is, misschien is het wel het deel dat zo mysterieus en interessant is. Na kort nagedacht te hebben kom ik tot de conclusie dat het waarschijnlijk beide is. Wie maakt zoiets als wat vanmiddag gebeurd is nou mee? Het is alleen maar normaal dat hij me zo interesseert, hou ik me voor.

Ik hoor hoe de deur van de andere slaapkamer dicht wordt getrokken. Minuten lang lig ik met wijd opengesperde ogen in bed. Als ik op de klok kijk is het al 2 uur 's nachts. Dan neem ik een impulsieve beslissing: ik ga dat doosje nog een keer openmaken. Het gaat tegen mijn beslissing van net in en hoe irritant Kyan ook was, toch wil ik hem graag nog een keer zien, ook al wil ik dat niet toegeven aan mezelf. Alles is beter dan nog twee uur wakker liggen. Ik wil nog veel meer weten over hem. Opnieuw overheerst mijn nieuwsgierigheid mijn redelijkheid, besef ik me.
Ik gris de sleutel van mijn nachtkastje en sluip de gang op. Ik luister aan de andere slaapkamerdeur en hoor dat mijn moeder en Fred al slapen, gelukkig. Dan glip ik de trap op naar zolder. De treden kraken zacht onder mijn voeten en voor ik het weet sta ik al weer voor de deur. Ik wil niet riskeren dat de sleutel straks een gat door mijn pyjama brandt of dat ik mezelf brand. Ik doe de ketting af, open de deur en gooi de sleutel op hoop van zege naar binnen. Als het net zo gaat als vanmiddag, dan zal mijn plan wel lukken. Als het niet zo gaat als vanmiddag, dan zal dit er best idioot uitgezien hebben.
Maar gelukkig gebeurd er wat ik had verwacht: zodra de sleutel binnen 5 meter van het kistje komt, stijgt hij op. Hij glijdt soepel in het slot van het kistje dat nog op de zelfde plek staat als waar ik hem vanmiddag heb achtergelaten. Vlug loop ik er naar toe en pak de ovenwanten die ik nog niet terug in de doos heb gedaan. Ik weet nu wat ik moet doen. De rooksliertjes die opstijgen ruiken weer naar rozen en honing en ik neem even een momentje om de heerlijke geuren op te snuiven voordat ik de sleutel omdraai.
Het openen van het slot gaat nu makkelijker. Omdat hij al eens open is geweest is het slot niet meer zo stroef. De deksel vliegt open en opeens is er een gigantische draaikolk op de zolder. Het wordt niet langzaam opgebouwd en er wordt niet rustig aan gedaan, ik zit gelijk in een gigantische storm. Het enige wat ik hoor is het ruizen om me heen. 'Serieus?! Nog een keer?' probeer ik boven het geluid uit te schreeuwen. Net zo snel als de draaikolk verschenen was, is hij ook weer weg. Dan staat hij daar, met zijn armen over elkaar. Voor heel even vergeet ik dat ik geïrriteerd moet zijn want ik kan hem alleen maar aanstaren. Naast mij, in mijn pyjama wel te verstaan, lijkt hij wel te mooi om waar te zijn.
Na een paar seconden realiseer ik me dat ik hem nog steeds aanstaar en vlug kijk ik een andere kant op. Als ik weer terug kijk heeft hij zijn wenkbrauw opgetrokken maar hij blijft stil. 'Kun jij die draaikolk zelf onder controle houden?' vraag ik nieuwsgierig. 'Waarom heb je me weer uit dit doosje gehaald?' is zijn wedervraag en hij kijkt me spottend aan. 'Hoezo, ben je niet tevreden?' bijt ik hem toe. Als hij nou ook nog ondankbaar gaat zijn, doe ik gewoon dat doosje weer dicht. Maakt niet uit hoe graag ik nog van alles wil weten. Ik zou hem graag weer opsluiten als hij degene is die daar moeite mee heeft. Hij zucht en lijkt dit zelf ook te beseffen. 'Ik kan inderdaad die draaikolk zelf onder controle houden. Ik gebruik hem meestal voor het dramatische effect en ook een beetje om mensen af te schrikken.' Hij glimlacht een scheef lachje. Hij heeft zich gewonnen gegeven en besloten om niet ondankbaar te zijn. Mooi, dan kan ik nu ongestoord met hem praten en vragen stellen. Stiekem ben ik daar blij mee.
'Zou je hem dan de volgende keer achterwege willen laten alsjeblieft? Ik wordt er zenuwachtig en misselijk van.' vraag ik en ik hoop dat mijn stem niet al te smekend klinkt. Hij kijkt me met samengeknepen ogen aan. Dat is alles wat hij doet en dan draait hij weg. Wat heeft dat nou te betekenen? Ik sta op het punt om weer een opmerking naar zijn hoofd te slingeren als hij zich opeens omdraait. Zijn schouders zijn licht gebogen, alsof hij zichzelf probeert klein te maken en in zijn ogen zie ik een blik die ik niet precies begrijp
'Komt er dan nog een volgende keer?' vraagt hij voorzichtig na een tijdje van stilte. Als hij dit vraagt klinkt hij haast treurig en voor heel even lijkt hij wat kwetsbaar. 'Ik... denk het wel.' geef ik tenslotte toe. Ik ben ook maar een mens, ik zou liegen tegen mezelf als ik zou zeggen dat ik de verleiding kan weerstaan om deze goed ruikende adonis op te zoeken. Hij is gewoon zo fascinerend. Ik snap nog steeds niet hoe ik het geluk, of ongeluk, heb gehad dat ik dit doosje hier heb gevonden.
Zijn glimlach is terug  'En waarom dan, als ik vragen mag?' Ik tuit mijn lippen en denk na. 'Ik denk omdat ik je gewoon heel... interessant vind.' zeg ik aarzelend. 'Ik weet het zelf eigenlijk ook niet zo goed.' Ik merk aan mezelf dat het me ergert dat ik niet weet wat ik van deze situatie vind. 'Toen ik net in bed lag had ik besloten om de sleutel weg te gooien maar iets weerhoud me nu.' Ik kijk hem expres niet aan want ik hoef zijn reactie niet te zien.
'Nou vertel me, kan iedereen jou zien, of alleen ik?' vraag ik na een korte stilte om maar van onderwerp te veranderen. 'Goede vraag.' complimenteert hij me met een grijns. 'Niet iedereen kan mij zien. Alleen degene die de sleutel ooit hebben gezien, kunnen mij zien. Ik zou zo met je mee naar school kunnen wandelen zonder dat iemand me ziet. Tenzij je de sleutel al aan iemand hebt laten zien natuurlijk.' Hij kijkt naar de sleutel die nog steeds in het doosje zit, het lijkt net alsof hij oude herinneringen aan het ophalen is. Ook ik kijk naar de sleutel die dus een grote rol speelt in zijn "bestaan". 'Nee, ik draag hem onder mijn shirt.' zeg ik en ik bloos als hij me alleen maar ondeugend aankijkt me een veel betekende glimlach geeft. Ik weet alles wat de sleutel weet denk ik. Ik werp hem een vuile blik toe die hij niet beantwoord.
'Nu heb ik een verzoek aan jou.' Zegt hij ineens met opeen geklemde kaken. 'Zou je me de volgende keer als je die deksel dichtslaat even kunnen waarschuwen. Dat deed behoorlijk veel zeer. Je verwacht het misschien niet, maar ik voel ook nog dingen. Als ik een bult op mijn achterhoofd had kunnen krijgen, dan had ik er nu waarschijnlijk een gehad.' zegt hij en hij wrijft over zijn achterhoofd waarbij hij zijn haar opnieuw wat in de war maakt. Ergens voel ik me schuldig, ik weet natuurlijk niet hoe het is om een geest te zijn. Maar dan besef ik me dat ik toen boos was, ik moet mijn punt toch wel duidelijk kunnen maken? 'Jij maakte mij pissig, je lachte om alles wat ik zei.' breng ik er tegen in. Weer lacht hij. 'Je bent zo schattig als je boos bent.' zegt hij tussen twee lachen in. Onbewust bal ik mijn vuisten en ik rol met mijn ogen. Dat ene zinnetje maakt een storm in me los. 'Ik ga naar bed, zorg dat het ophoud met regenen. Ik ga nu die klep dicht doen.' Ik kijk hem recht in zijn ogen aan die nu ineens een stuk donkerder lijken maar misschien komt dat alleen doordat het donker is.
Met twee passen sta ik al naast het doosje waarvan ik de deksel met een klap dichtsla. Hij heeft geen tijd meer om te reageren op mijn beslissing want dan is hij al verdwenen. Zorgvuldig draai ik de sleutel in het slot en dan ga ik weer naar beneden terwijl ik merk dat ik al een stuk rustiger ben. Ik kruip onder mijn dekens en nog voordat ik in slaap val hoor ik dat de storm buiten overgaat in het langzaam druppen van de regen.

Volgende morgen wordt ik wakker van zonnestralen die door een opening in de gordijnen in mijn gezicht schijnen. Slaperig stap ik uit bed, ik hoor gelijk dat het gestopt is met regenen, iets wat ik gisteravond wel heb gemerkt maar niet helemaal heb opgeslagen. Als ik de gordijnen helemaal open doe zie ik dat zelfs bijna alle regen al verdwenen is. Ik ben gelijk opgewekt. Dan kijk ik op mijn telefoon en zie ik dat ik een nieuwe mail van school heb ontvangen:

Beste leerlingen,

Jullie worden geacht alle lessen vanaf het 4e uur weer te volgen aangezien het is gestopt met regenen. Veel succes met jullie lessen! Verder willen wij nog melden dat...

Ik kijk op de klok. Het is nu 10 voor 8. Het 4e lesuur begint om kwart over 11, dat betekent gelukkig dat ik nog wel wat tijd heb om me klaar te maken. Ik zoek wat kleren uit en die doe ik aan zonder me al te veel te haasten. Deze keer laat ik de sleutel op mijn nachtkastje liggen. Hoe mooi ik hem ook vind, als hij ongeluk brengt ga ik hem niet overal mee naar toe nemen zodat ik expres ongeluk kan zaaien.

Beneden merk ik dat mijn moeder chagrijniger is dan normaal. Dat zie ik aan haar gezicht dat helemaal vertrokken is. Ook Fred lijkt niet zichzelf te zijn. Volgens mij hebben ze gisteravond weer ruzie gehad. Ik snap niet hoe ze nog bij elkaar zijn als dit nu al de zoveelste ruzie is die ze gehad hebben. Maar ik vertrouw er op dat mijn moeder de juiste beslissingen neemt, de liefde zal wel sterker zijn dan ik op dit moment merk.
Als ik mijn ontbijt aan het klaar maken ben wensen zowel Fred als mijn moeder me geen goedemorgen. Ik merk dat ik zelf ook chagrijnig word van de sfeer die hier beneden hangt. Ik pak mijn bord en plof met een zucht op de bank. Ik prop binnen 5 minuten 3 boterhammen naar binnen maar achteraf heb ik er spijt van. Nu heb ik er niet van kunnen genieten. Teleurgesteld stamp ik terug naar de keuken en zet mijn bord in de vaatwasser. Ik weet niet precies waarom ik me zo gedraag maar ik vind dat het de schuld van mijn moeder is die de sfeer al zo verpest heeft voordat ik benden was. Bij ons thuis geldt altijd: wanneer mijn moeder niet vrolijk is, kan niemand vrolijk zijn.
'Waarom ben je zo boos? Ben je ongesteld of zo?' grapt Fred als hij me door het huis ziet stampen. Je hoort wel eens vaker dat zulke grappen erg gevoelig liggen bij meisjes en vrouwen maar ik heb me er nooit zo veel zorgen om gemaakt. Ik negeer zulke opmerkingen altijd, dan houdt het vanzelf op.
Toch voelt het deze keer anders, ik tintel vanbinnen bij het horen van deze opmerking. Langzaam draai ik me naar hem om en ik zie zijn gezicht betrekken. 'Niet. Grappig.' zeg ik zachtjes maar met mijn blik op onweer. 'Dat kun je niet als excuus gebruiken voor wanneer ik chagrijnig ben.' Zeg ik iets harder deze keer en ik wijs beschuldigend met mijn vinger naar hem. Ik geef hem een vernietigende blik. 'NIET!' schreeuw ik nog een keer als ik op de trap sta en dan storm ik naar mijn kamer.

Ik zit op mijn bed en kijk voor me uit, de zon is wat feller gaan schijnen en dat maakt het aangenaam warm in mijn kamer. Zodra ik hier ging zitten was mijn boze bui al weer over en ik snap niet waar hij überhaupt ineens vandaan kwam, ik stond op met een goed gevoel. Normaal heb ik mijn woede juist best goed onder controle en kan ik best tegen een chagrijnige sfeer.
Ik pak de sleutel nog eens van mijn nachtkastje en bekijk hem. Als ik hem in het zonlicht houd schittert en glanst hij en lijken de rozen wel van robijnen gemaakt. Ik kan er geen genoeg van krijgen, ik kan er de hele dag wel naar kijken. Dan denk ik weer aan Kyan. Want waar de sleutel is, is hij.
In mijn gedachte bewonder ik ieder deel van hem. Zijn lach en de kuiltjes in zijn wangen, de bouw van zijn gespierde lichaam, zijn prachtige zwarte haar... Zou dat net zo mooi glanzen in de zon als deze prachtige sleutel? Ik betrap mezelf er op dat ik een warm gevoel krijg vanbinnen en ik roep mezelf tot de orde. Je kent hem pas een dag en hij is verdorie een geest! En eentje die me de hele tijd belachelijk maakt ook nog!

Achter Slot en Grendel {VOLTOOID}Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu