deel 5

570 19 1
                                    

het boek vechtlust van Lisa hoofdstuk 5 de eerste fase


'Het is, zoals ik al vermoedde, acute myeloïde leukemie. Het is een zeldzame vorm van leukemie.' Wat moest ik met die info? Fijn dat het 'zeldzaam' was, ik had het wel.
'Valt er iets tegen te doen?' Ik probeerde wat rechter te zitten, maar de pijn in mijn rug had de laatste dagen flink toegenomen.
'Bij deze vorm van leukemie is een zware chemotherapie nodig. Eerst gaan we een afspraak maken bij de KNO-arts om te kijken of je infecties in je lichaam hebt, daarna gaan we de eerste afspraak plannen voor de chemotherapie. Tijdens deze therapie zal je helaas in het ziekenhuis moeten blijven, de eerste sessie zal tien dagen duren.'
'Tien dagen? Zo lang kan ik niet weg blijven van mijn werk...' Zei ik verbaasd.
'De therapie is veel te zwaar om thuis te blijven, bovendien moet u op een speciale afdeling zijn waar de kans op infecties minimaal is.'
'Maar, ik heb nu nergens last van. Het valt allemaal wel mee, ik ga gewoon naar huis en we doen alsof we dit gesprek niet gevoerd hebben, oké?' Riep ik verbaasd, in de war, uit. Ik wilde opstaan.
'Ik snap dat dit moeilijk voor u is, maar we zijn er vroeg bij. Als u de therapie goed doorstaat dan is de kans groot dat u de kanker kunt overwinnen.'
'Dus er bestaat een kans dat ik het niét overleef,' riep ik nog steeds verbaasd. Beduusd plofte ik terug op de stoel.
'Die kans is er altijd. U bent verder altijd gezond geweest, u bent jong, uw lichaam is sterk,' ze pakte kort mijn hand, die op de tafel tikte, vast en kneep erin, 'we gaan er samen tegen vechten.' Ik keek naar buiten, hoewel het koud was oogde het warm. De zon scheen en er waren weinig wolken te bekennen. Mensen liepen rond het ziekenhuis alsof er niets aan de hand was. Kinderen, opa's en oma's, zelfs een hond. Iedereen ging door met zijn leven, terwijl het mijne misschien niet lang meer ging duren.
'Ik zal je wat informatie mee naar huis geven, zodat je je wat kan inlezen. Het belangrijkste is dat je deze week nog onderzocht wordt door een KNO arts. Ik heb een afspraak voor je gemaakt op vrijdag morgen, is dat goed? Dan kunnen we volgende week beginnen met de chemotherapie.' Ik pakte mijn agenda, deed of ik er wat in krabbelde, en sloot hem. Daarna kreeg ik wat folders mee, ze gaf me een hand en verdoofd verliet ik het ziekenhuis. Ik voelde me misselijk, rende naar het eerste bosje dat ik tegenkwam en spuugde mijn middageten uit.
Mijn mobiel trilde. Het was een sms'je van Romeo: “Bel je me als je de uitslag weet? Denk aan je.”
'Romeo, met mij!' Riep ik vrolijk, 'Goed, goed ja. Niets aan de hand, een beetje bloedarmoede! Ja, ik kom nu terug naar het bureau, tot zo!'

Hij keek bezorgd, Romeo. Hij probeerde te doen of hij niet bezorgd was, maar juist dat zorgde voor een bezorgde blik. Romeo was eigenlijk nooit echt bezorgd. Altijd als er iemand een probleem had was Romeo er om met zijn nuchtere kijk op de wereld een rationeel antwoord te vormen. Marion was het tegenovergestelde van hem en juist daarom vormde die twee een pracht koppel in het werk. Marion de emoties en het praten, Romeo het rationele en de snelle handelingen. Wolfs en ik was meer emotie en nóg meer emotie, maar dan verstopt onder een hele dikke laag gemaakte rationaliteit. Iedereen zag ons dan wel als het 'koningskoppel' en het 'beste team op aarde', eigenlijk was het nog een wonder dat we elkaar nooit hadden vermoord. We waren beiden koppig, hielden beiden niet van regeltjes, deden wat WIJ dachten dat goed was en wonder boven wonder pakte het meestal goed uit. Rationeel, nee, dat schoot er bij ons vaak bij in.
'Wolfs...' sprak ik moeizaam. Hij keek op van de papieren die hij doornam, 'ik ga binnenkort een weekje op vakantie. Eigenlijk tien dagen.' Zou hij het geloven? Hij deed zijn leesbril af en bestuurde mijn lichaam goed.
'Ga je dan wel naar een tropisch eiland? Je lijkt wel met de week bleker te worden'. Romeo, die dit alles woord voor woord gevolgd had, bestuurde nu ook mijn gezicht aandachtig. Ik lachte wat mee met Wolfs en liep toen naar Mechels, ik vreesde dat ik haar wél het hele verhaal zou moeten vertellen.
Haar blik verstarde. Ze slikte even en keek daarna mij recht in de ogen aan. Ze probeerde de ziekte te zien. Ik had het zelf ook geprobeerd, onderweg naar het bureau had ik de auto gestopt en keek in de spiegel. Ergens zou ik toch, naast de bleke uit en de kringen rondom mijn ogen, moeten zien dat er een dodelijke ziekte in me zat. Ik zag niets. Naast de vermoeidheid zag ik niets terug van die kanker. Ongemakkelijk wiebelde ik van mijn rechter- op mijn linkerbeen.
'Wil je even gaan zitten?' Vroeg Mechels die zelf ook niet precies wist wat ze met de situatie aan moest. Ik schudde mijn hoofd in stilte.
'Ik wil blijven werken tot ik met de chemo's start. Daarna...zien we wel weer. Op dit moment kan ik nog prima functioneren. Ik ben niet ziek.' Een leugen, Eva. Je liegt. Je bent wel ziek, je hebt wel kanker, je gaat wél misschien dood. Mechels noteerde wat en probeerde haar mond, die na het vertellen open was gegaan, weer te sluiten. Ik lachte krampachtig terug.
'Weet je zeker dat je het aan kan?' Vroeg ze bezorgd. Ik haatte bezorgd. Bezorgd sloeg nergens op. Bezorgdheid had bij mijn weten nog nooit een leven gered. Het liefst wilde ik schreeuwen dat ze op moest rotten met haar 'bezorgdheid', maar ik hield me uiteraard in.
'Het lukt me wel. Wilt u het niet tegen de andere vertellen? Ze zouden alleen maar ongerust worden en dat is nergens voor nodig. Na die paar chemo's ben ik weer 100% terug en vol in actie', om mijn woorden kracht bij te zetten ging ik in een vecht houding staan, maar precies op dat moment sloeg de pijn in ditmaal mijn elleboog toe. Ik verstarde, maar gaf niet toe.
'Ik weet dat je sterk bent Eva, jij kan dit', sprak Mechels bemoedigend toe, waarna ik haar kantoor verliet.

Flikkenforum (Flikken maastricht )Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu