deel 8

492 15 0
                                    

vechtlust gemaakt door Lisa Hoofdstuk 8 Geluk?

De rest van de dag besloot ik vrij te nemen, Mechels begreep het gelijk. Thuis pakte ik het kookboek van Frank erbij en bladerde druk door de pagina’s. Iets simpels, iets wat niet stiekem een code was voor een bankrekening in Luxemburg. Iets wat ik zou kunnen maken en het moest iets meer zijn dan een gekookt eitje. Op de bladzijde 63 vond ik een recept dat erg smakelijk klonk. Ik noteerde de ingrediënten en haalde ze vlug bij de supermarkt. Vervolgens pakte ik verschillende potten en pannen. Het zweet stond na enige tijd op mijn voorhoofd en bijtend op het puntje van mijn tong, goot ik wat citroensap over het gerecht, dat al heerlijk aan het pruttelen was. De tijd was sneller gegaan dan ik dacht en voor ik het wist hoorde ik de zware voetstappen van Wolfs de trap afkomen.
‘Wat ruikt er hier zo lekker?’ vroeg hij, waarna hij gelijk een blik in de pannen wierp. Gespannen wachtte ik zijn eerste reactie af. Een goedkeurende knik, meer was het niet. Hij pakte uit de kast een biertje en ging even achter me staan. ‘Je doet het goed.’ Daarna ging hij zitten. IJverig ging ik verder met waar ik mee bezig was, terwijl Wolfs stilletjes een dossier las, die hij mee naar huis had genomen. Toen zijn biertje op was, begon hij de tafel voor twee te dekken en ik rondde het gerecht af. De hete pan kwam op het midden van de tafel te staan en we schepte beiden iets op.
‘Jij eerst.’ zei ik speels. Wolfs nam voorzichtig, bang dat ik hem zou vergiftigen, een hap. Toen hij weer goedkeurende knikte besloot ik zelf ook een hap te nemen en- al zei ik het zelf- ik had mezelf overtroffen. In stilte aten we onze borden leeg en Wolfs schepte zelfs voor een tweede maal op. Een goed teken. Daarna ruimde we samen de tafel leeg en pakte Wolfs een tweede biertje, voor mij schonk hij chocomel in.
‘Bedankt dat je zo lekker gekookt hebt.’ zei hij tevreden.
‘Jij bedankt dat je me niet haat.’ zei ik zachtjes, ‘Ik had het nooit mogen zeggen.’ Hij pakte mijn hand. ‘Ik weet het toch, ik weet toch dat je het niet zo bedoelde.’ Ik voelde dat mijn lichaam licht begon te gloeien door zijn hand die over de mijne wreef. Zachtjes kneep ik in de zijne.
‘Overmorgen moet ik naar het ziekenhuis, de eerste chemokuur.’ Bij het woordje ‘ziekenhuis’ draaide Wolfs zijn hoofd weg. ‘Wil je me wegbrengen, alsjeblieft?’ vroeg ik huiverig. Zijn blik richtte zich weer op mij, zijn ogen keken me doordringend aan. Even was ik bang dat hij zou zeggen dat hij het niet aan kon, maar na enige tijd voelde ik nu zijn hand in de mijne knijpen.
‘Dacht je dat ik je alleen liet gaan?’ Een glimlach. Ik lachte terug. Het leek alsof de pijn in mijn lichaam af nam als hij er was. Vaak genoeg haatte ik hem, vaak genoeg had hij me belazerd, bedrogen, in de steek gelaten. Vluchten, ja, daar was hij wel goed in. Als het meneer ergens even niet meer naar zijn zin was, dan vluchtte hij. Hij vluchtte in zijn werk, in de drank en zelfs even helemaal weg van alles, vluchten was hem niet onbekend. Ik vroeg me af waarom hij in deze situatie niet vluchtte. Genoeg redenen om weg te gaan, weinig om te blijven. De enige reden die ik kon bedenken waarom hij bleef, was ik. “Niet denken Eva, dat gebeurd niet” gonsde er door mijn hoofd.
‘Wolfs…’ Een stilte. ‘Wolfs. Ik ben bang. Ik ben zo verschrikkelijk bang. Ik wil niet dood.’ De stilte bleef. Ineens liet Wolfs mijn hand los, wat me nog angstiger maakte. Hij liep naar de keuken en zetten de cd-speler aan. Daarna liet hij terug naar de tafel en stak zijn hand uit. ‘Dansen?’ vroeg hij. Ik pakte zijn hand stevig vast en stond op. We schuifelden door de keuken van de Ponti. De hele ruimte benutten we voor de dans. Ik had mijn hoofd op zijn schouder gelegd en sloot mijn ogen. Ik liet me leiden en meevoeren door hem. We dansten tot we elke hoek van de kamer hadden gehad, zeker een uur dansten we. Het leek of dit magische moment niet meer te stoppen was. Tot de cd afgelopen was en De Ponti weer zo stil was als ervoor. Hij liet me los. We stonden tegenover elkaar en keken dieper dan ooit te voren in elkaars ogen. Was dit het dan, het moment. Was dit waar we al die jaren omheen draaiden. Moest er eerst kanker aan te pas komen voor Wolfs en ik eens eerlijk tegen elkaar zouden zijn, over onze gevoelens? Weer draaide alles om die ziekte. Zelfs dit moment, dat er vast niet was geweest als ik niet misschien dood ging. Hij boog zijn hoofd schuin naar me toe, opnieuw sloot ik mijn ogen en boog ook mijn hoofd lichtjes. Net op het punt dat ik zijn lippen tegen de mijne aanvoelde, schoot er een helse pijn door mijn rug. Ik voelde de grond onder mij wegglijden en alles werd zwart.

Flikkenforum (Flikken maastricht )Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu