deel 31

305 14 1
                                    

Het boek vechtlust van Lisa hoofdstuk 31 trekpop

Op mijn zevende verjaardag kreeg ik van mijn broer, Maurice, een trekpop. Zo’n pop met een touwtje tussen haar benen waaraan je kon trekken zodat de armpjes en beentjes omhoog sprongen. Ik was er helemaal gek mee, de hele dag droeg ik het ding bij me. Iedereen die eraan wilde komen kreeg een klap. Ik was zelfs eens de klas uitgestuurd omdat ik Lola, de naam van mijn trekpop, niet aan de kant wilde leggen. Nu voelde ik me zelf een beetje Lola de Trekpop. Ik kon geen kant op en het enige wat ik kon doen was afwachten wat er gebeurde. Hoewel mensen zeggen dat het ‘fijn’ is voor comapatiënten als er tegen ze gepraat wordt, ik vond het vooral uiterst irritant als Wolfs weer tegen me begon te praten. In het begin was het nog wel interessant hoor, hij vertelde over vroeger, over de kleine Wolfs die streken op school uithaalde en stoere verhalen over meisje (uiteraard sloot hij ieder van deze verhalen af met ‘maar jij bent de mooiste/liefste/beste etc.’), later beperkte zijn verhalen zich tot het voorlezen van de krant (‘Nou, Eef, wat er nou weer gebeurd is…’) en het voorlezen van zijn boodschappenlijstje (‘Zo jammer dat er hier geen degelijke oven is, anders had ik nog wel een lekker recept geweten’). Ja, het leven van een comapatiënt gaat niet altijd over rozen. 
Weer dwaal ik af. Lola, de trekpop dus, heeft het ook niet overleefd. Op een dag kwam ik thuis en legde Lola op de eettafel. Ik ging even met Maurice de tuin in en toen ik terug kwam vond ik het popje in stukken gebroken naast de tafel. Naast die tafel stond mijn vader. Dronken en woest. Hij had de tafel willen dekken voor het avondeten, maar zag alleen maar rotzooi van ons. Tranen stroomden over mijn kleine wangen en ik raapte het popje gebroken op. Daarna rende ik naar boven en sloot me op mijn kamer op. De deur barricadeerde ik met alles wat ik had, wat eigenlijk niet meer voorstelde dan een paar boeken en een stoeltje. Na een half uur hoorde ik geklop op de deur. Ik dook ineen, bang dat het mijn vader was, die de deur met gemak open schoof, maar tot mijn verbazing stond niet mijn vader, maar Maurice in de kamer. Hij liep naar mij toe en sloeg zijn arm om me heen.
‘Kijk wat ik hem meegenomen,’ hij hield een potje lijm omhoog, ‘hiermee kan ik Lola weer levend maken.’ Ik gaf het popje aan poppendokter Maus en hij ging druk in de weer met de lijm en met Lola. Ondertussen maakte ik een tekening hoe mijn broer aan het werk was. Het popje was gelijmd, maar Lola was niet de echte Lola meer, hoeveel lijm er ook aan te pas kwam, ze kon niet meer bewegen. Ik was ontroostbaar.

‘Eva, ik hoop dat je me hoort. Ik heb met de dokter gesproken en een beslissing gemaakt, snap je. Ik weet dat jij dit niet wilt en ik weet ook dat jij niet wilt dat ik je zie lijden. Ik heb je ooit horen zeggen, dat als het zover is, je pijnloos wilt vertrekken. Je snapt vast wel wat ik ga zeggen, ik, we, morgen laten we je gaan.’

Lola belande in de vuilnisbak.

Flikkenforum (Flikken maastricht )Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu