Het boek vechtlust van Lisa hoofdstuk 25 frank
We hadden alle spullen gepakt en onze koffers en tassen lagen beneden in de gang. Het was een raar idee dat ik, als ik straks de deur dicht trok, nooit meer terug zou keren naar deze plaats. God, wat had ik allemaal meegemaakt in dit mooie pension. Ik herinnerde me de eerste keer dat Frank mij mee nam naar zijn huis. Ik kende hem al langer, sinds de middelbare school. Ik lachte met klasgenoten hem altijd uit omdat het zo’n ‘doetje’ was. Een sukkeltje, haantje de voorste. Zo’n type dat geprezen was met een bril, beugel en de bijbehorende puisten. Tegenwoordig zouden ze hem een standaard nerd genoemd hebben, maar in onze tijd bestond dat woord nog niet. Hij zat twee klassen hoger dan ik. Toen hij geslaagd was had ik hem in geen tijden meer gezien, tot een avond dat ik er even helemaal doorheen zat, een zware zaak en ruzie met Maurice. Het was nog in mijn uniformtijd, het prille begin van mijn politiecarrière. Hij kwam naast me zitten.
‘Eva, zo heet je toch?’ Vroeg hij. Ik herkende het sukkeltje gelijk. Hoewel zijn uiterlijk veranderd was. De bril, beugel en bijbehorende puisten waren allemaal verdwenen. Lelijk was hij niet meer, met zijn witte blouse waarvan de bovenste knoopjes open waren had hij meer iets weg van een ‘hunk’. Niet dat hij extreem knap was, maar hij mocht er wezen.
‘Frank?’ Ik was verbaasd hem weer te zien.
‘Je huilt,’ merkte hij droog op. Ik veegde de tranen weg.
‘Nee, de wind, ik huilde niet hoor,’ zei ik kortaf. Ik keek weg, vroeg me af wat die man van me moest.
‘Je wilt niet praten, ook goed,’ zei hij. Verbaasd had ik hem aangekeken. We bleven een kwartiertje zitten, zwijgend, genietend van de avond die was gevallen, tot hij ineens opstond en mijn hand vastpakte.
‘Ga mee, kom,’ en hij bracht me naar De Ponti. Pension De Ponti. Hij mocht dan wel een loser zijn, hij had zijn eigen droom waar gemaakt en een eigen pension geopend. Goedlopend, schijnbaar, alle kamers waren gevuld, zei hij. Hij nam me mee naar de keuken, zette me aan een grote tafel en zonder te vragen wat ik wilde drinken maakte hij verse muntthee. Mijn lievelingsdrankje. Ik voelde me gelijk een stuk beter. ’s Avonds ging ik terug naar Maurice en daar verdween het gevoel meteen. Sinds die dag vluchtte ik steeds vaker naar die grote tafel, waar Frank zonder moeite wat voor me kookte of weer wat muntthee voor me maakte. Veel praten deden we niet. Soms mompelde Frank een recept op. Af en toe vertelde ik hoe vervelend ik mijn politiepartner vond. Marion zei dat het ware liefde was, ik zag er meer een vriendschap in. Uiteraard had Marion gelijk, nog geen maand later liep ik hand-in-hand met Frank door de straten van Maastricht. Hij was totaal niet mijn type, in Frank zat geen enkele uitdaging, maar dat maakte hem juist de juiste man voor mij. Geen vragen, geen gedoe. Ik hoefde niet over thuis te praten. Ik hoefde niet te denken aan de problemen die Maurice met zich meebracht. Frank kwam op het juiste moment in mijn leven en dankzij hem kon ik even weg van de wereld zijn. Weer een maand later was De Ponti geen vluchtadres meer, maar mijn eigen huis en zeven jaar later kwam mijn nieuwe politiepartner bij ons inwonen. Floris Wolfs, de man uit Amsterdam met een duister verleden. De avonden die ik met Frank aan die grote tafel doorbracht werden nu ingeruild door nachten met Wolfs. Zelfs toen Frank stierf bleef ik houden van die grote tafel in die keuken.‘Ik ben zo terug,’ ik liep nog even naar de keuken, draaide een rondje met mijn ogen dicht. Alle herinneringen kwamen weer boven. Ik snoof de geur van de keuken nog één keer goed op en met tranen over mijn wangen kwam ik de trap weer op.
‘Ik heb alles al in de auto gezet,’ zei Wolfs, ‘ben je er klaar voor?’ Ik knikte, maar stapte niet in.
‘Wat is er?’ Vroeg Wolfs. Ik bestudeerde de buitenkant van De Ponti nog eens goed.
‘Wolfs, ik denk dat…ik…ik wil dat je uit De Ponti gaat, als je terug komt, als ik…dood ben. Ik denk dat Frank dat zo gewild had, ja, en ik denk dat ik dat ook wil, het voelt gewoon…snap je?’ zei ik moeizaam. Wolfs liep naar me toe en gaf me een kus.
‘Ik zou hier niet eens meer willen wonen, zonder jou.’ We knuffelden eventjes.
‘We kunnen gaan,’ mompelde ik daarna. Ik zwaaide even naar de deur, ‘dag huis,’ zei ik zacht. Daarna liepen we samen naar de auto en stapte in, ik liet mijn tranen even voor wat het was. Het was voor mezelf legaal om nu te huilen. Toen ik nog één keer een blik wierp op de deur moest ik even met mijn ogen knipperen. Ik zag een meisje, lange bruine haren, in een staart gebonden, een pony, strakke jeans en strak t-shirt. Naast haar, hand in hand, liep een jongen, bruine korte haren, wit overhemd en jeans, ze liepen De Ponti uit, richting het Onze Lieve Vrouwe plein. Ze verdwenen de hoek om. Vast om een kaarsje te branden. Zoals Frank en ik dat iedere week deden, even keek ik naar boven.
‘Bedankt,’ mompelde ik, omdat ik zeker wist dat dit Franks manier was om te laten zien dat het goed was. Dit was pas echt het einde van Pension De Ponti. Het einde van Frank en Eva.
‘Stop!’ Riep ik uit het niets, we waren de straat nog niet eens uit. Ik rende terug, pakte de trouwringen en legde deze voor de deur van De Ponti.
‘Tot snel, Frank.’
JE LEEST
Flikkenforum (Flikken maastricht )
FanfictionDit zijn verhalen van het flikkenforum en aangezien sommige mensen niet weten hoe je er komt of wat het is dat ik dat het misschien leuk zou zijn als ik het hierop zet DE VERHALEN ZIJN NIET DOOR MIJ GEMAAKT!