deel 9

481 15 0
                                    

Het boek vechtlust va Lisa hoofdstuk 9 strijd

‘Eef, Eva. Wordt eens wakker, lieve Eva, lief…’ Wolfs schudde me door elkaar. De pijn schoot door mijn hele lichaam, bewegen lukte niet.
‘W-w,’ meer kwam er niet.
‘Eva, ik ga je naar het ziekenhuis brengen.’ Hij tilde me op, ik voelde hoe mijn lichaam als een vaatdoek over zijn armen hing. ‘Jezus, Eva. Je weegt niets meer.’ fluisterde Wolfs geschrokken. Hij liep de trap op. 
‘W-Wolf,’ weer kwam er niet meer. Hij opende met moeite de deur en daarna wist hij het autoportier te openen. Voorzichtig legde hij mij op de achterbank. 
‘Wolfs. Ik…’ ‘Kom op Eva. Nog iets meer kracht. Ik breng je zo snel mogelijk, Eef, nog even volhouden. 
‘Ik ga…’ Ik slikte. Die pijn, het was alsof mijn organen uit mijn lichaam werden geperst. Ik kreeg vaag mee hoe Wolfs op het verkeer schold. Ze schoten niet op, volgens hem. Hij scheurde door de straten van Maastricht. Op het tempo dat hij reed zouden we zeker binnen 10 minuten in het ziekenhuis zijn. Hij remde, stapte uit en tilde me weer op. Daarna liep hij, met mij in zijn armen, het ziekenhuis binnen.
‘Is er een brancard? Ik wil een dokter, nu!’ riep hij uit. Ik opende mijn ogen, alles ging in een waas voorbij.
‘Dit is het.’ fluisterde ik in zijn oor, ‘Ik ga dood.’ Wolfs keek me geschrokken aan. Een zuster had een brancard geregeld en Wolfs legde me voorzichtig neer. Daarna pakte hij mijn hand.
‘Luister, Eef, dat zeg jij nooit meer. Wij gaan vechten.’ Daarna reden ze me weg.

Veel had ik niet van de nacht meegekregen. Ik wist me vaag te herinneren dat er een dokter kwam en ik morfine kreeg toegediend. Daarna kreeg ik slaapmedicatie, ik viel als een blok in slaap. Toen ik de volgende morgen mijn ogen opende voelde ik dat mijn rechter hand warmer aanvoelde dan de linker. Het was Wolfs die zijn hand in de mijne had gewikkeld en mij de hele nacht niet had losgelaten. Zijn trouwe ogen staarde me aan, hoewel ik sinds tijden pijnloos had doorgeslapen, had hij de hele nacht geen oog dichtgedaan. Zijn wallen lieten hem nog ouder lijken dan hij eigenlijk was en de serieuze blik op zijn gezicht stond gedrukt, werkte ook niet echt mee.
‘Goedemorgen.’ zei ik zachtjes. Hij kneep even in mijn hoofd en boog iets meer naar me toe. Een warme kus op mijn mond volgde. Alsof het normaal was, terwijl dat het niet was. Maar het voelde goed, het voelde alsof het hoorde. 
‘Goedemorgen.’ fluisterde hij terug, ‘Je snurkte.’ Hij lachte. Ik lachte terug. ‘Ik snurk nooit.’ grapte ik en ik probeerde iets overeind te komen. Er zat een infuus in mijn arm die me niet eerder was opgevallen.
‘Ze dienen je om het uur medicatie toe, pijnstillers,’ legde Wolfs uit. Ik knikte, het was goed. De pijn was weg en ik voelde me gelukkig. 
‘Ze willen zo snel mogelijk aan de chemotherapie beginnen, het liefst vanmiddag nog. Je gaat dan naar een andere afdeling.’ 
‘Blijf jij dan bij me?’ 
‘Ja. Ik blijf bij je.’ Weer kneep hij in mijn hand, ‘Ik laat je pas weer los als je volledig kankervrij bent. Oké?’ ‘Deal.’

Diezelfde middag was het zover. Mijn eerste chemotherapie die tien dagen zou gaan duren. Een dokter legde mij nogmaals uit wat de therapie ging inhouden en hoe alles in zijn werk ging. Daarna werd er een slangetje aan mijn infuus vastgemaakt en kon de strijd beginnen. Wolfs kwam zijn belofte na en hield mijn hand stevig vast. 
‘Weet je dat je zelfs mét kanker een prachtige vrouw bent.’ zei hij voorzichtig. Ik staarde hem aan. 
‘Nou, die rimpels van jou mogen er ook best weten,’ grapte ik hem toe. Het deed goed hem te zien lachen. 
‘Ik weet dat ik het niet mag zeggen, maar weet je wat ik dacht?’ zei ik zachtjes. 
‘Je kan me alles vertellen, dat weet je,’ was zijn antwoord. Ik zuchtte even, keek opnieuw naar het infuus waar langzaam de medicatie in mijn lichaam vloeide.
‘Ik ben misschien wel blij dat ik die miskraam heb gehad. Stel je voor dat ik een kindje had gehad en hij of zij had mij hier zo moeten zien liggen.’ Ik beet op mijn lip om mijn emoties de baas te blijven. Wolfs stond op en ging op het randje van het bed zitten, ik legde mijn hoofd op zijn schouder. 
‘Je bent een jonge, sterkte vrouw. Als jij straks kankervrij bent komen er nog zat kansen om een kindje op de wereld te brengen.’ 
‘Ben je er dan ook voor me?’ 
‘Als jij dat wilt,’ zei hij onzeker. Ik drukte mijn hoofd nog meer tegen zijn schouder 
‘Dat wil ik.’

Flikkenforum (Flikken maastricht )Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu