Hoofdstuk 34

151 12 0
                                    

POV Alyce

Dit gebeurde echt. Het was geen vreselijke nachtmerrie. Het was geen angstige gedachte. Nee, dit was de werkelijkheid.

Mijn ouders waren bezig met het inleveren van de huurauto. Het zorgde voor iets meer gedoe dan normaal, omdat vandaag niet de geplande dag was om de auto in te leveren. Ik wachtte buiten het kantoortje, die zich bevond in een donkere, naar benzine stinkende garage. Boven ons bevond zich het vliegveld, waar we straks het eerste vliegtuig terug naar Schiphol zouden nemen.

Eenzaamheid bekroop me nu al.

Zijn armen lagen om me heen. Zo had hij me de afgelopen avond tegen zich aan getrokken om vervolgens niet meer los te laten. Ik genoot ervan. Ik genoot van zijn aanraking, van de liefde die hij me schonk. Van het begrip die we voor elkaar hadden. Onze pijn was iets vreselijks, maar het had ons dichter bij elkaar gebracht.

Tranen liepen over mijn wangen, wetende dat ik vandaag zou vertrekken. Op de klok die op zijn nachtkastje stond zag ik dat het half negen was. Om negen uur zouden we opstaan, zodat ik mijn laatste spullen kon inpakken om terug te gaan.

Javen sliep nog. Ik voelde het aan de manier waarop hij ademde. Aan de manier waarop zijn armen om me heen lagen. Hij was nog ontspannen, rustig. Ik wist dat al die rust zou verdwijnen op het moment dat we wakker moesten worden. Op het moment dat ik zou vertrekken.

Ik veegde ruw de tranen van mijn wangen. Ik droeg niet langer een zomerjurk, maar een lange spijkerbroek die onprettig aanvoelde. Het was te warm, maar ik wist ook dat het in Nederland zo'n tien graden kouder was dan hier. Ik moest voorbereid zijn.

Ik wierp een snelle blik het kantoor binnen. Mijn ouders waren nog altijd in gesprek met een van de medewerkers. Ondertussen was er een man uitgekomen die me de manager leek, maar vanaf hier kon ik het allemaal niet verstaan.

Ik had mijn spullen gepakt. De laatste kleding in de tas gestopt en de kleding aangetrokken die ik vandaag weer in Nederland moest dragen. Vertrekken na een vakantie was altijd iets waar ik tegenop zag. Ik hield van de warmte van de Zuid-Europese landen. Ik hield van het strand, van het zwemmen. Allemaal dingen waarvan ik niet wist of ik dat thuis in Nederland nog zou doen, omdat het zo weer 15 graden kon worden daar.

Met mijn koffer liep ik de trap af. Mijn ouders stonden al op me te wachten in de woonkamer, waar ze controleerden of we alles wel hadden ingepakt. De belangrijke reisdocumenten, zoals onze paspoorten en de nieuwe vliegtickets lagen op de tafel. Ze keken op toen ik beneden kwam en wierpen me een bezorgde blik, om vervolgens weer verder te gaan met het stressen over de reis. Ik liep met mijn koffer naar de veranda en zette deze naast die van mijn ouders.

Javen zat op een ligstoel aan de rand van het zwembad. Zodra hij mij zag, stond hij op om naar me toe te lopen. Ik begon al over het grasveld in zijn richting te lopen, zodat mijn ouders de ruimte hadden om de reis verder te plannen. Meteen toen ik bij hem kwam, voelde ik zijn armen om me heen en kwamen de tranen.

De deur van het kantoor opende. Mijn ouders kwamen naar buiten. Mijn moeder had een vermoeide uitdrukking op haar gezicht. Ik wist dat ze zich over honderden dingen zorgen maakte. Haar moeder, maar ook over mij. Soms wilde ik dat ik makkelijker voor hen was, dat ze zich niet zo over mij hoefden te bekommeren.

'Kom lieverd,' zei mijn vader zacht, terwijl hij zijn arm om me heen sloeg. We begonnen naar de uitgang van de garage te lopen. Enkel het geluid van de wieltjes van de koffers was te horen.

Buiten scheen de zon fel en was het veel benauwder, maar de benzinelucht was in ieder geval verdwenen. Ik voelde me licht in mijn hoofd, wetende dat ik nog niet had gegeten vanochtend. Ik had niet het idee gehad dat ik ook maar iets voor mijn keel zou krijgen.

We liepen het vliegveld binnen, waar de airco goed werkte. De grote hallen, waar iedereen met een koffer liep. Het vele wachten was begonnen, zoals altijd op een vliegveld. Wachten om de koffers in te leveren, wachten voor de rij voor de security check, wachten tot we het vliegtuig in mochten en ten slotte wachten tot het vliegtuig weer terug was op Schiphol, waar we nogmaals mochten wachten tot onze koffers over de band kwamen.

Wachten betekende tijd om te denken en dat was precies waar ik geen behoefte aan had.

'We houden contact,' fluisterde Javen in mijn oor. 'Ik ga je niet zomaar laten gaan.'

Ik klemde mezelf aan hem vast, alsof ik mezelf hierdoor hier kon laten blijven. De stof van zijn shirt werd vermorzeld tussen mijn handen en de tranen bleven maar over mijn wangen stromen. Ik kon het schokken van mijn schouders niet meer laten stoppen. Zelfs zijn strelende hand over mijn haren kon me niet meer rustig krijgen.

Ik was bang, doodsbang. Ik zou hier vandaag vertrekken en er was een kans dat ik hier nooit meer terug zou komen. Er was een kans dat ik Javen nooit meer terug zou zien. Hoe vaak werkte een lange afstandsrelatie nou? Alleen aan de andere kant was er die hunkering om naar huis te gaan, zodat ik mijn oma kon steunen. Ik wilde er voor haar zijn, zoals zij er altijd voor mij was geweest.

Ik vond het verschrikkelijk om deze twee emoties tegelijkertijd te voelen.

Ik hoorde het geluid van de wieltjes van de koffers achter me. Met tegenzin maakte ik mezelf los van Javen, waarna ik achterom keek. Mijn ouders waren al begonnen met het inladen van de koffers in de auto. Dat betekende dat we straks zouden vertrekken.

Bratt en Haley kwamen het huis uit gelopen, om zich bij mijn ouders te voegen. Ik zag de blikken die ze op mij en Javen wierpen. De bezorgdheid, het verdriet van beide kanten.

Ik richtte mezelf weer tot Javen. Zijn groene ogen keken me bezorgd aan. Zijn goudblonde haren, die nog wat lichter waren geworden door het zonlicht sinds de eerste keer dat ik hem had gezien. Ik nam alles van hem in me op. Hij bracht zijn hand naar mijn gezicht en streelde zacht over mijn wang. Ik wist dat hij hetzelfde deed als ik.

'Ik hou van je,' fluisterde ik.

Zijn lichaam verstarde. Zijn ogen werden groter en zijn hand stopte met strelen. Tranen verzamelden in zijn ogen, waarna hij weer ontdooide. De tranen werden te veel en liepen nu over zijn wangen. 'Ik hou ook van jou,' fluisterde hij terug, waarna hij naar me toe stapte en zijn lippen op de mijne drukte.

Dat had ik achtergelaten. De tranen, waar ik er vandaag maar al te veel van had, begonnen opnieuw in mijn ogen te verzamelen. Ik haalde mijn neus op en veegde ze weg voordat ze over mijn wangen konden glijden.

We kwamen aan bij een wachtruimte, waar tafeltjes stonden. We namen plaats aan een van die tafels. Ik haalde mijn telefoon uit mijn broekzak en legde deze op tafel.

Het beeldscherm lichtte op. Ik had mijn vrienden geappt dat ik terug naar Nederland zou vertrekken. Het zou niet lang duren tot zij ook weer terug kwamen. Ralph's naam kwam in beeld. Ik negeerde het en draaide mijn telefoon om, met het beeldscherm naar beneden.

Javen zou er niet zijn. Hij zou nooit komen, want hij woonde hier. We zouden nooit de dingen kunnen doen die normale stellen samen deden. Dat hadden we kunnen weten. Dat hadden we verdomme kunnen weten en nu was het te laat.

Going OutWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu