027

233 10 0
                                    

We lopen naar binnen. "Jullie weten wat het plan is?" vraagt Percy voor de zekerheid.

"Het plan." Grover slikt moeizaam. "Ja, lang leve het plan."

"Stel dat het niet werkt?" vraagt Annabeth.

"Positief denken, alsjeblieft."

"Goed dan," zucht ze. "We betreden het Land der Doden en ik moet positief denken."

Percy kijkt treurig naar de vier parels die hij uit zijn zak vist en ik geef Annabeth en Grover een boze blik. Ze kijken me verontschuldigend en bang aan, maar beginnen dan Percy op te fleuren.

Ik glimlach lichtjes als hij al iets vrolijker kijk, maar herstel me weer. Waarom trek ik het me zo aan als hij zich sip voelt?

Ik schrik op als Percy iets zegt over Onderwereldse klappen uitdelen. Hij kijkt ons strijdlustig aan en ik grinnik.

Met z'n vieren lopen we de hal in waar zachte muziek uit de luidsprekers komen. De vloerbedekking en de muren zijn staalgrijs en in de hoeken steken potloodplanten als skeletten uit potten. Het is er overvol. De zwartleren banken en stoelen zijn allemaal bezet. Er staan mensen uit het raam te staren en bij de lift te wachten, maar niemand beweegt of zegt iets. Ik ga iets dichter bij Percy staan en kijk wat angstig naar als die levenloze, starende mensen. Alsof ze recht door je heen kijken, bah.

"Bang?" fluistert hij geamuseerd in mijn oor. Ik schudt heftig mijn hoofd en kijk dan weer normaal. We lopen naar de balie, die op een verhoging staat.

Percy begint met hem te 'babbelen' maar ik kijk naar de geesten. Ze kijken nu allemaal deze kant op en ik voel de starende blikken in mijn rug branden. Hoe irritant kunnen geesten zijn?

Annabeth komt naast me staan. Ze kijkt mijn kant op en grinnikt. "Ook niet op je gemak hier?" fluistert ze. Ik bijt op mijn lip en schudt mijn hoofd. "Echt, ik haat geesten," fluister ik terug. Ze glimlacht en knikt instemmend. Met Percy en Grover duurt het nu heel lang en we gaan erbij staan, en blijkbaar zijn ze hem aan het omkopen. Slim, want geesten houden van geld?

Maar tot onze grote verbazing lukt het en kunnen we meevaren. We lopen achter Charon aan naar het bootje en gaan zitten.

Hij vaart ons over een vervuilde rivier, die blijkbaar de Styx is. Charon legt uit dat het komt door alle vervlogen dromen en wensen.

Een vlaag van paniek overmeestert me en voor ik het weet heb ik Percy's hand vast genomen. Ik verwacht dat hij zich losrukt en me uitlacht, maar hij geeft een kneepje en kijk me bemoedigend aan.

In de verte klinkt een brul en Charon grinnikt. "Ouwe driekop heeft honger," grijnst hij. "Jullie hebben pech, godenjongen."

Alle doden die in het bootje zaten stappen uit en Grover, Annabeth, Percy en ik volgen hun voorbeeld. Charon mompelt nog wat en vaart dan weer weg.

We spreken af dat we de kortste weg nemen, die naar de Asphodelusweide. Snel sluiten we aan in de rij en kijken zenuwachtig om ons heen. Op een gegeven moment stoot Grover ons aan en wijst naar een geest. Een paar monsters in zwarte gewaden halen hem uit de rij en beginnen hem aan het veiligheidsbalie te fouilleren. "Hij is die predikant die in het nieuws was," mompelt Grover.

Ik kijk de man beter aan en herinner me hem dan toch.

"O ja."

"Wat gaan ze met hem doen?" vraagt Percy nieuwsgierig.

"Speciale straf van Hades," gokt Grover. "De echt slechte mensen krijgen direct bij aankomst zijn persoonlijke aandacht. De welgezinden zullen een eeuwigdurende foltering voor hem reglen.'

We komen dichterbij de poorten. Het gehuil wordt steeds luider en de grond onder onze voeten begint te schudden.

lost  percy jacksonWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu